In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aftrekbaarheid van kosten die zijn gemaakt voor scholingsuitgaven, specifiek in relatie tot een medische keuring die noodzakelijk was voor het behoud van een vliegbrevet. De belanghebbende had in 2012 kosten gemaakt voor een opleidingsprogramma en had deze kosten, inclusief een bedrag voor een medische keuring, opgevoerd als aftrekbare scholingsuitgaven in zijn aangifte inkomstenbelasting. Het Hof had geoordeeld dat de kosten van de medische keuring in rechtstreeks verband stonden met de gevolgde opleiding, en deze dus aftrekbaar waren.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de kosten van de medische keuring niet kunnen worden aangemerkt als uitgaven die direct verband houden met het leertraject. De Hoge Raad concludeerde dat het vereiste directe verband tussen de kosten van de medische keuring en de scholingsuitgaven ontbreekt. Hierdoor heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Hof vernietigd en het beroep in cassatie gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft ook de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek is vastgesteld op € 3844.