Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
29 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 22 juni 2017 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen het oordeel van het hof, waarbij de middelen van cassatie zijn voorgesteld door de advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 29 mei 2018 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.