ECLI:NL:HR:2018:744

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
16/02235
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afzonderlijke beslagbeslissing en ontvankelijkheid in hoger beroep, art. 407 Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen een beslissing van de Politierechter over beslag. De Politierechter had op 2 juli 2015 een mondeling vonnis gewezen, waarin hij zijn beslissing omtrent beslag had uitgezonderd. Op 16 juli 2015 volgde een schriftelijk vonnis dat uitsluitend beslissingen omtrent beslag bevatte. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 2 juli 2015, maar het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing omtrent beslag. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had, aangezien de Politierechter niet had mogen uitsluiten dat de beslissing omtrent beslag onder het hoger beroep viel. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

22 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/02235
EGI
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 1 april 2016, nummer 21/004193-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvoor opgemaakte akte kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover inhoudende dat het hoger beroep zich niet uitstrekt tot de beslissingen op het beslag en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de door de rechter in eerste aanleg op 16 juli 2015 uitgesproken beslissing omtrent het beslag.
2.2.1.
Het procesverloop in eerste aanleg is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 9. Samengevat komt dat procesverloop erop neer dat de Politierechter op 2 juli 2015 mondeling vonnis heeft gewezen – welk vonnis is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting – doch van dat vonnis heeft uitgezonderd zijn beslissing omtrent het beslag. Voorts heeft de Politierechter op 16 juli 2015 een schriftelijk vonnis uitgesproken waarin wordt verwezen naar voornoemde aantekening mondeling vonnis en uitsluitend beslissingen omtrent het beslag zijn opgenomen.
2.2.2.
De akte rechtsmiddel van 16 juli 2015 houdt in dat de verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen "feit 1, 2 en 3 van het eindvonnis d.d. 02 juli 2015".
2.2.3.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de door de Politierechter op 16 juli 2015 uitgesproken beslissing omtrent het beslag. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"Beslag
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman te kennen gegeven dat het hoger beroep zich ook richt tegen de beslissing ten aanzien van het beslag d.d. 16 juli 2015.
Het hof oordeelt dat op grond van de akte rechtsmiddel d.d. 16 juli 2015 het hoger beroep niet is gericht tegen de beslissing op beslag d.d. 16 juli 2015 nu het beroep beperkt en uitsluitend is ingesteld tegen feiten 1, 2 en 3 van het vonnis d.d. 2 juli 2015. Gelet op voorgaande acht het hof verdachte niet ontvankelijk is zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van het beslag d.d. 16 juli 2015."
2.3.
Het kennelijke oordeel van de Politierechter dat het op 2 juli 2015 gegeven mondeling vonnis niet een beslissing behoefde in te houden over de inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave was gegeven omdat daaromtrent op een later moment kon worden beslist, is onjuist. De Politierechter had in de omstandigheid dat door hem niet onmiddellijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting mondeling vonnis, met inbegrip van de beslissing omtrent het beslag als bedoeld in art. 353, eerste lid, Sv, kon worden gegeven, aanleiding moeten vinden om op diezelfde dag op een door hem bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling vonnis te geven, dan wel uiterlijk op de veertiende dag na sluiting van het onderzoek schriftelijk vonnis te wijzen.
2.4.
In aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen en voorts dat art. 407 Sv niet voorziet in een mogelijkheid de beslissing van de rechter in eerste aanleg omtrent het beslag uit te sluiten van het hoger beroep (vgl. HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2709, NJ 2013/531 en HR 7 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2819, NJ 2018/61), getuigt het oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep ten aanzien van de beslissing van de Politierechter omtrent het beslag van een onjuiste rechtsopvatting.
2.5.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de
Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 mei 2018.