Uitspraak
wonende op een geheim adres,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
4.Beslissing
18mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek van een schuldeiser tot beëindiging van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoekster, die op een geheim adres woont, had het verzoek ingediend omdat de saniet, de verweerder, naar haar mening waardevolle bezittingen, in dit geval een auto, aan de boedel had onttrokken voorafgaand aan de toelating tot de WSNP. Het hof had het verzoek van de schuldeiser afgewezen, wat leidde tot het cassatieberoep van de verzoekster. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de verzoekster niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en verwees naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, werd gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.