Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De verjaringstermijn van art. 7:942 lid 3 (oud) BW vangt pas aan nadat de verzekeraar de aanspraak op uitkering heeft afgewezen op de door art. 7:942 lid 2 (oud) BW voorgeschreven wijze. Zie aldus de (…) MvT op de Invoeringswet titel 7.17 Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2004-2005, 30 137, nr. 3, p. 22-23).
Dit alles betekent dat het moeten voldoen aan de vereisten van artikel 7:942 (oud) BW als gevolg van de onmiddellijke werking tot een enorme administratieve en financiële last voor Allianz zou leiden. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een daar tegenoverstaand zwaarwegend belang dat met de rechtstreekse werking zou worden gediend. Weliswaar heeft de wetgever met het invoeren van de afwijzingsformaliteiten de belangen van de verzekerde willen beschermen, maar de noodzaak daartoe werd met dezelfde wetswijziging in het leven geroepen door de aanzienlijk kortere verjaringstermijn van 6 maanden. Niet gezegd kan dan ook worden dat de met artikel 7:942 (oud) BW in het leven geroepen rechtsbescherming voor [eiser] die het gevolg zou zijn van onmiddellijke werking zodanig is dat deze opweegt tegen de hiervoor genoemde omvangrijke administratieve en financiële gevolgen daarvan voor Allianz.
“Het Verbond van Verzekeraars schat dat er bij naleving van artikel 7:942 BW jaarlijks ongeveer 525.000 aangetekende brieven moeten worden verzonden. Dit is een voorzichtige schatting die gebaseerd is op een jaarlijks aantal ingediende claims van 3,5 miljoen, waarvan er 15% geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen. De kosten van het verzenden van een aangetekende brief zijn inclusief de interne door de verzender gemaakte administratiekosten € 10. Dit betekent dat met het verzenden van deze brieven een bedrag gemoeid is van € 5,25 miljoen. Indien de afwijzing bij gewone brief wordt verzonden, is daarmee een bedrag gemoeid van ongeveer € 450.000. Per saldo is de besparing voor de verzekeraar daarom € 4,8 miljoen. (...) De eisen waaraan een afwijzing moet voldoen en de mogelijke noodzaak tot herhaalde stuiting (iedere zes maanden) wordt knellend ervaren. Voor verzekeraars is de eis om de verzekerde bij aangetekende brief mede te delen de aanspraak af te wijzen, bewerkelijk en kostbaar. (...) Daarom wordt voorgesteld om bij afwijzing van de aanspraak de eis van een aangetekende brief niet langer te stellen”.
”
Art. 75 Ow NBW strekt ertoe “een beperkte mogelijkheid tot afwijking te laten”, waarvoor de wetgever heeft aangeknoopt bij het bepaalde in art. 6:2 BW.
4.Beslissing
18 mei 2018.