Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Kampen,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
4 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel van 8 november 2017. De rechtbank had het verzoek van [verzoeker] tot ontslag van de curator, mr. D. Warnink, afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 december 2012, waarin [verzoeker] in staat van faillissement was verklaard. De curator, mr. Warnink, was sindsdien verantwoordelijk voor het beheer van de failliete boedel.
Het cassatierekest, dat aan de beschikking van de Hoge Raad was gehecht, stelde dat de rechtbank art. 65 van de Faillissementswet (Fw) had geschonden door de rechter-commissaris niet te horen voordat zij een beslissing nam over het ontslag van de curator. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht gegrond was, aangezien de rechtbank verplicht was om de rechter-commissaris te horen voordat zij een beslissing nam over het beheer of de vereffening van de failliete boedel. Aangezien er geen bewijs was dat de rechter-commissaris was gehoord, kon de beschikking van de rechtbank niet in stand blijven.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank Overijssel vernietigd en het geding terugverwezen naar die rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van het horen van de rechter-commissaris in faillissementsprocedures, wat essentieel is voor een zorgvuldige en rechtmatige besluitvorming.