Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
4 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een cassatieberoep van RIV c.s. tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een schadestaatprocedure waarin de eisers, gezamenlijk aangeduid als RIV c.s., schadevergoeding vorderen van de verweersters, gezamenlijk aangeduid als Fandango c.s., wegens niet-nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten van RIV c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand laat.
In de beslissing verwerpt de Hoge Raad het beroep van RIV c.s. en veroordeelt hen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Fandango c.s. zijn begroot op nihil. Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2018 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.