Uitspraak
[X]te
[Z], Marokko(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 13 oktober 2017, nr. 16/4285 AKW, betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende uit Marokko tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 oktober 2017, nr. 16/4285 AKW. De zaak betreft een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.