ECLI:NL:HR:2018:446

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
16/03309
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift en de vereisten voor nauwe en bewuste samenwerking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van valsheid in geschrift, zoals vastgelegd in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat de rol van de verdachte zo essentieel was dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking, ondanks het feit dat de verdachte geen feitelijke uitvoeringshandeling had verricht. De Hoge Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin de voorwaarden voor medeplegen zijn uiteengezet, en concludeerde dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De zaak werd gedeeltelijk vernietigd en terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak met betrekking tot het bewezenverklaarde feit en de strafoplegging.

De verdachte had in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2008 valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties opgemaakt, die bedoeld waren om als bewijs te dienen voor een hypothecaire lening. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had vastgesteld dat de verdachte deze documenten zelf valselijk had opgemaakt, maar dat hij er wel belang bij had. De rol van de verdachte was dusdanig dat er, ook zonder feitelijke uitvoeringshandelingen, sprake moest zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

27 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/03309
EGI/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 april 2016, nummer 23/001339-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastelegde ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - bewezenverklaard dat:
"hij in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) telkens in strijd met de waarheid:
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 oktober 2005 in loondienst was bij [A] B.V. en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 januari 2007 in loondienst was als security advisor bij [B] BV en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en
- op die salarisspecificatie vermeld dat hij, verdachte, in de maanden oktober 2005 en november 2005 en december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een geschrift, zijnde een aangifte van Fortis ASR van 21 november 2008, namens deze opgemaakt door [betrokkene 5] , fraudecoördinator bij Fortis Verzekeringen Nederland N.V. (...).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
(...)
Op 09-03-2006 is een aanvraag gedaan bij de Fortis Hypotheek Bank N.V. voor een hypothecaire financiering door: [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) [verdachte]
(...)
Naast zijn eigen bedrijf is door de tussenpersoon, Hypotheekdesk Woerden, aangegeven dat [verdachte] tevens een dienstverband heeft bij een bedrijf genaamd [A] BV gevestigd op [adres] . Bij de aanvraag is een werkgeversverklaring en een drietal loonstroken overlegd. [verdachte] zou daar werkzaam zijn sinds 01-10-2005 als security medewerker. De werkgeversverklaring was ondertekend door [betrokkene 4] en als referent is genoemd [betrokkene 1] .
Bij de aanvraag zijn tevens 3 salarisstroken gevoegd van de maanden oktober t/m december 2005. (...)
Op 07-01-2008 is door cliënt [verdachte] een tweede aanvraag gedaan voor een verhoging van zijn hypothecaire schuld. (...)
Bij de nieuwe aanvraag is tevens een nieuwe werkgeversverklaring aangeleverd. De verklaring is getekend op 22-02-2008 door [betrokkene 4] en voor verificatie kon wederom contact worden opgenomen met [betrokkene 1] . [verdachte] zou werkzaam zijn als security advisor voor het bedrijf [B] BV gevestigd [a-straat 1] te Zwolle. (...)
7. Een geschrift, zijnde een afschrift van een doorgestuurd e-mailbericht van [betrokkene 1] ( [emailadres] ) aan [betrokkene 2] ( [emailadres] ) van 22 februari 2008, inhoudende een e-mailbericht van de verdachte aan [betrokkene 1] van 14 februari 2008 (...).
Dit geschrift houdt in:
(...)
Beste [betrokkene 1] ,
Ik heb een income noodig van 75000 euro per jaar en een loonstrook en werkgeversverklaaring. Voor de rest is alles klaar voor de aanvraag van de tweede hypotheek.
(...)
Ik hoop dat je dat vandaag naar me terug kan mailen.
Alvast bedankt,
De groeten,
[verdachte]
8. Een geschrift, zijnde een afschrift van een e-mailbericht van [betrokkene 2] ( [emailadres] ) aan [betrokkene 3] van 22 februari 2008 (...).
Dit geschrift houdt in:
Onderwerp: Loonstrook & werkgeversverklaring
Beste [betrokkene 3] ,
Kan je, op verzoek van [betrokkene 1] , voor mij een (pro forma) loonstrook aanmaken.
Bedrijf/werkgever;
[B] B.V.
[a-straat 1]
[postcode] Zwolle
Werknemer:
[verdachte]
(...)
Sofi nr: kan je waarschijnlijk in (oud?) dossier [C] vinden.
Bruto jaarloon € 75.000 (excl. vak.geld)
Doe maar een loonstrook over jan 2008.
Daarnaast heb ik een blanco werkgeversverklaring nodig, dan kan ik die invullen en laten ondertekenen.
(...)
[betrokkene 2]
22. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 27 februari 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[betrokkene 1] kende ik van 1998, hij was eigenaar van een nachtclub waar ik de security deed. [betrokkene 4] was een zakenrelatie van hem.
U houdt mij mijn e-mailbericht d.d. 14 februari 2008 voor, waarin ik schrijf dat ik een income, loonstroken en een werkgeversverklaring nodig heb en waarin ik schrijf dat ik geld wil gebruiken als borg voor de aankoop van grond en een pand in Kroatië en vraagt mij waarom ik dat vraag. Ik doe veel met deze mensen. Ik heb al zakelijk veel met hen gewerkt. Ik ben zakelijk met deze mensen verbonden. Dat is de verklaring. (...)"
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Ten aanzien van het medeplegen van het valselijk opmaken van de geschriften overweegt het hof nog het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte deze documenten zelf valselijk heeft opgemaakt, maar wel dat hij daar belang bij heeft gehad (de verkrijging van een hypothecaire lening) en dat hij, in geval van [B] , op eigen initiatief om een loonstrook en een werkgeversverklaring heeft verzocht en in ieder geval de werkgeversverklaring heeft gekregen. Het hof acht het aannemelijk dat de gang van zaken rondom het gestelde dienstverband met [A] B.V. op eenzelfde wijze tot stand is gekomen en wordt hierin gesterkt doordat bij de totstandkoming van beide werkgeversverklaringen dezelfde personen betrokken zijn geweest. Hiermee is verdachtes rol bij de totstandkoming van het valselijk opmaken van de documenten zo essentieel geweest dat er, ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling bij het fabriceren van de geschriften heeft verricht, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de documenten valselijk heeft opgemaakt."
2.3.1.
De art. 47 tot en met 51 Sr bieden diverse mogelijkheden om iemand ook als hij niet zelf de gehele delictsomschrijving vervult – al dan niet in zogenoemd functionele vorm – onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. In geval van het medeplegen houden die voorwaarden vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411.)
2.4.
Ten aanzien van de rol van de verdachte met betrekking tot dat valselijk opmaken heeft het Hof naar de kern genomen niet meer vastgesteld dan dat de verdachte belanghebbende was bij het opmaken van de in de bewezenverklaring vermelde geschriften en dat hij op eigen initiatief om die geschriften heeft verzocht. Het daarop gebaseerde oordeel van het Hof dat de rol van de verdachte zo essentieel is geweest dat ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling heeft verricht, sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de persoon of personen die de documenten valselijk heeft of hebben opgemaakt en derhalve van een intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht, is ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2018.