Uitspraak
wonende te Den Haag,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in drie cassatiezaken, genummerd 16/06153, 16/06174 en 16/06176, die betrekking hebben op faillissementsrecht en onrechtmatige daad. De eiser in cassatie, mr. Antoon Eduard Veerman, fungeert als curator in het faillissement van Adler Oxford B.V. en heeft tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld. De verweerders in deze zaken zijn respectievelijk [A] B.V., [B] B.V. en [C] B.V., die gezamenlijk als [A] c.s. worden aangeduid. De Hoge Raad heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de advocaat-generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de curator veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die gezamenlijk zijn begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter, samen met de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.