Uitspraak
gevestigd te [plaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
23 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 december 2016. De zaak betreft de reikwijdte van een (derden)pandrecht en de vraag of dit pandrecht ook kan worden gevestigd voor toekomstige vorderingen van de pandhouder op de schuldenaar. De Hoge Raad verwijst naar de Haviltexmaatstaf voor de uitleg van het pandrecht.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.