ECLI:NL:HR:2018:425

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
17/01320
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reikwijdte van (derden)pandrecht en toekomstige vorderingen van pandhouder op schuldenaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 december 2016. De zaak betreft de reikwijdte van een (derden)pandrecht en de vraag of dit pandrecht ook kan worden gevestigd voor toekomstige vorderingen van de pandhouder op de schuldenaar. De Hoge Raad verwijst naar de Haviltexmaatstaf voor de uitleg van het pandrecht.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

23 maart 2018
Eerste Kamer
17/01320
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W. de Jong.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/02/239223/HA ZA 11-1284 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 november 2011, 9 januari 2013 en 5 maart 2014;
b. het arrest in de zaak 200.150.702/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 december 2016, verbeterd bij arrest van 7 maart 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 20 december 2016 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat, en mede door mr. H. Boom en mr. J.G.A. Linssen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 8 februari 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
23 maart 2018.