Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
,
1.[geïntimeerde] ,zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
[melkvee] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 239223/HA ZA 11-1284)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord van [melkvee] , tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, met producties;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met productie;
- het pleidooi, waarbij [appellant] en [melkvee] pleitnota's hebben overgelegd;
- de bij H-formulier van 30 januari 2015 door [appellant] toegezonden producties 23 tot en met 28, die bij het pleidooi bij akte in het geding zijn gebracht.
3.De beoordeling
promissory note 1) heeft [V-HDD] als schuldenaar verklaard aan [appellant] als schuldeiser
'for value received'een bedrag van € 1.000.000,- verschuldigd te zijn, te betalen binnen een periode van zes maanden tegen een rente van 12% per jaar.
"This note shall be valid only upon proof of the deposit by Creditor to the account of [Onroerend Goed] Onroerengoed B.V. (…) of the sum represented hereby at any time between October 15, 2002 and October 22, 2002. Interest shall commence to accrue hereunder on the date of such deposit."
promissory note 2) heeft [Onroerend Goed] Onroerend Goed BV verklaard aan [appellant] 'for value received' een bedrag verschuldigd te zijn van $ 300.000,-, te betalen binnen een periode van tien jaar tegen een rente van 5% per jaar.
"akte van geldlening met verlening van pandrecht", productie 10 bij memorie van grieven, hierna ook: de
akte van geldlening), ondertekend op 4 november 2002, inhoudende dat [appellant] aan [geïntimeerde] en [V-HDD] een bedrag leent van € 1.000.000,- tegen een rente van 12% per jaar en [melkvee] aan [appellant] een pandrecht verstrekt. In deze - door de toenmalige raadsman van [appellant] opgestelde - akte van geldlening zijn partijen onder meer overeengekomen
van de betalingsverplichtingen uit hoofde van voormelde schuld aan de schuldeiser[ [appellant] ]
, alsmede tot zekerheid voor al hetgeen de schuldenaar terzake van huidige of toekomstige vorderingen aan de schuldeiser verschuldigd is of zal worden, te vermeerderen met kosten en renten tezamen begroot op 30% van de hoofdsom, verleent [melkvee] - hierna te noemen de "pandgever" - bij deze aan schuldeiser het pandrecht op het in de considerans vermelde, aan haar in eigendom toebehorende melkquotum."Artikel 8 luidt:
overeenkomst van overdracht). In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
heeft geleend aan ondergetekende sub 2[ [geïntimeerde] ]
een bedrag van € 1.000.000,- tegen een rente van 12% per jaar en een bedrag van $ 300.000,- tegen een rente van 5% per jaar.
investeringsovereenkomst). In deze overeenkomst, die partijen zelf zonder tussenkomst van een advocaat hebben opgesteld en waarbij zij de akte van geldlening van 24 oktober 2002 als model hebben gebruikt, zijn partijen overeengekomen dat [appellant] ten titel van investering aan [V-HDD] een bedrag van € 500.000,- ter beschikking stelt tegen een rente van 12% per jaar, te storten op de bankrekening van [V-HDD] . In artikel 7 zijn partijen overeengekomen:
“I do remember you making an investment in the US”is te vaag en te algemeen van aard om daaruit af te leiden dat deze [medewerker van NCBC] het hiermee heeft over de te bewijzen betaling. Gelet op de bewijsverrichtingen ter zake in eerste aanleg, gaat het hof voorbij aan het algemene bewijsaanbod van [appellant] . Het hof gaat er daarom vanuit dat promissory note 1 slechts om administratieve redenen is opgesteld, zoals door [geïntimeerde] c.s. gesteld, en dat slechts ter zake van de akte van geldlening een bedrag van € 1.000.000,- door [appellant] is betaald. Nu niet is komen vast te staan dat ter zake promissory note 1 daadwerkelijk geld is verstrekt, kan de stelling van [appellant] dat de overeenkomst van overdracht is gebaseerd op ter zake genoemde promissory notes verstrekte leningen voor wat betreft promissory note 1 niet worden gevolgd. Nu verder tussen partijen vast staat dat de overeenkomst van overdracht twee eerdere geldleningen van € 1.000.000,- respectievelijk $ 300.000,- heeft vervangen en andere leningen gesteld nog gebleken zijn, kan het hof niet anders dan aannemen dat de overeenkomst van overdracht de geldleenovereenkomsten van promissory note 2 en de akte van geldlening heeft vervangen. De bewijsredenering van [appellant] dat de akte van geldlening niet kan zijn vervangen, omdat deze overeenkomst niet geheel tussen dezelfde partijen is gesloten als de overeenkomst van overdracht kan in zo verre niet als doorslaggevend voor een andere beslissing worden gezien, omdat dit ook opgaat voor de overeenkomsten betreffende promissory note 1 en 2 en deze wel als vervangen dienen te worden beschouwd volgens [appellant] . Een wisseling van de formele partijen stond kennelijk aan de vervanging van de overeenkomsten niet in de weg. Dat uit hoofde van de overeenkomst van geldlening nog rente is betaald, terwijl het melkveebedrijf al op naam van [appellant] stond (het hof begrijpt: er al uitvoering was gegeven aan de overeenkomst van overdracht), zoals door [appellant] ook nog gesteld, roept inderdaad vragen op, maar niet in die mate dat tot een andere gevolgtrekking dan bovenstaande zou moeten worden gekomen. Uit het voorgaande volgt dat van de akte van geldlening geen nakoming meer kan worden gevorderd. De grieven I, II en III in principaal appel, die de afwijzing van de vordering tot nakoming van de akte van geldlening aanvechten, falen derhalve. Uit het voorgaande volgt ook dat bewijslevering van de stelling dat de overeenkomst van overdracht de geldleenovereenkomst van promissory note 2 en de akte van geldlening heeft vervangen niet aan de orde is. Dit gevolg is, zo zal hieronder blijken, relevant voor de uitkomst van het incidenteel appel.
"Ter zake de verschuldigde rente/het rendement geldt dat er wel sprake is van verjaring, doch dat in de procedure in eerste aanleg de verjaring ter zake de contractuele rente/het rendement is gestuit, zodat de contractuele rente/het rendement in ieder geval gevorderd kan worden vanaf 14 mei 2007".[appellant] licht laatstgenoemde datum, die niet aansluit bij zijn overige stellingen en zijn vordering, niet toe, zodat het hof aan dit onderdeel van de grief voorbij gaat. Het hof begrijpt uit de overige stellingen en vordering van [appellant] dat sprake is van een schrijffout en 14 oktober 2007 is bedoeld. Van welke datum ook uitgaande, [appellant] licht niet toe waarom het gemotiveerde oordeel van de rechtbank betreffende het toe te wijzen rendement over het bedrag van € 1.000.000,- onjuist is. Grief IV kan daarom op dit punt niet slagen. Voorts voert [appellant] aan dat de wettelijke rente na opzegging van de overeenkomst van overdracht verschuldigd is geworden vanaf de dag volgend op de dag waartegen de overeenkomst is opgezegd en de ter beschikking gestelde geldbedragen hadden moeten zijn terugbetaald. In de overeenkomst van overdracht is bepaald dat [appellant] de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden kan opzeggen en dat [geïntimeerde] in dat geval gehouden is het melkveebedrijf terug- of door te verkopen zodat de geldbedragen weer vrijvallen. Bij brief van 23 november 2011 (productie 9 bij conclusie van repliek) heeft [appellant] de overeenkomst van overdracht opgezegd, heeft hij [geïntimeerde] aangezegd dat de geldbedragen van € 1.000.000,- en $ 300.000,- uiterlijk 23 mei 2012 moeten zijn terugbetaald en wordt [geïntimeerde] in gebreke gesteld voor het geval betaling op die datum zal zijn uitgebleven. Nu vaststaat dat genoemde bedragen niet op genoemde datum zijn voldaan, is op grond van artikel 6:82 lid 1 BW verzuim ingetreden. Dit onderdeel van grief IV slaagt. Gelet op het eerder overwogene kan verschuldigdheid van rente over een tweede bedrag van € 1.000.000,- niet worden toegewezen. Grief IV faalt derhalve ten slotte op dit onderdeel.
" [V-HDD] en [geïntimeerde] blijven garant voor voornoemde investering") dat [geïntimeerde] zich als borg jegens [appellant] heeft verbonden tot nakoming van de verbintenis van [V-HDD] als hoofdschuldenaar, waaronder de verplichting tot terugbetaling van het uit hoofde van de investeringsovereenkomst geleende bedrag en tot betaling van de verschuldigd geworden rente. Met het sluiten van de investeringsovereenkomst hebben de partijen bij die overeenkomst deze bedoeling met artikel 11 gehad, aldus [appellant] .
"Zo was dat door partijen bedoeld en zo is dat door hen schriftelijk vastgelegd". In de eerdere overeenkomsten waarbij [appellant] geldbedragen ter beschikking heeft gesteld (beide promissory notes en de akte van geldlening) was [geïntimeerde] pro se partij (als schuldenaar) dan wel stelde [geïntimeerde] (in privé) zich garant stelt voor de terugbetaling van de door [appellant] ter beschikking gestelde bedragen.
"In 2004 bleek er bij [V-HDD] Dairy Development LLC behoefte te bestaan aan liquide middelen. [geïntimeerde] heeft toen contact gezocht met [appellant] om aan deze te vragen of hij bereid zou zijn liquide middelen beschikbaar te stellen. [appellant] gaf aan in beginsel die bereidheid te hebben, maar verlangde dan wel een privé-garantie van [geïntimeerde] ".Ook hieruit blijkt geenszins, zoals door [melkvee] thans gesteld, dat de partijen bij de investeringsovereenkomst hebben beoogd dat [geïntimeerde] in privé slechts de levering van een (deel van een) melkveebedrijf zou garanderen.
Grief VIin principaal appel slaagt.
Grief VIIin principaal appel, gericht tegen die proceskostenveroordeling, slaagt in zoverre.
Grief 1in incidenteel appel is gericht tegen deze bewijsopdracht. Hierboven is reeds vermeld dat bewijslevering van de stelling dat de overeenkomst van overdracht de akte van geldlening heeft vervangen niet aan de orde is. Grief 1 slaagt derhalve in zoverre, maar baat verder niet.
"weer liquide"kan maken met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden:
"Ondergerekende sub 2[ [geïntimeerde] ]
zal dan de boerderij door verkopen aan een derde of zelf terugkopen zodat het bedrag vrij valt". Op deze bepaling heeft [appellant] een beroep gedaan.
Grief 2in incidenteel appel, betrekking hebbende op de afspraak met betrekking tot het doorlopen van de chapter 11-procedure, kan gezien het voorgaande niet tot vernietiging van de bestreden vonnissen leiden.
grief 3ain incidenteel appel betoogt [melkvee] dat de rechtbank in het bestreden tussenvonnis ten onrechte aan [geïntimeerde] c.s. het bewijs heeft opgedragen van de stelling dat de investeringsovereenkomst van 30 maart 2004 onder de hiervoor bedoelde regeling (het doorlopen van de chapter 11-procedure) valt.
grief 4in incidenteel appel betoogt [melkvee] dat ingevolge de overeenkomst van overdracht van 24 december 2003 een
rendementverschuldigd werd van 12% per jaar over € 1.000.000,- en $ 300.000.,-, terwijl voorafgaand aan het sluiten van die overeenkomst over die bedragen een
rentewas verschuldigd van 12% per jaar. Alhoewel [appellant] rente heeft gevorderd, heeft de rechtbank - ten onrechte dus - rendement toegewezen. In zoverre dient het eindvonnis te worden vernietigd, aldus [melkvee] .