ECLI:NL:HR:2018:392

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
16/01192
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging door het bestellen van pizza's en het plaatsen van valse advertenties

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van belaging, omdat zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 9 januari 2013 stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, aangeduid als [betrokkene 1]. De verdachte had onder andere pizza's besteld op naam van [betrokkene 1] en valse advertenties geplaatst op internet, wat leidde tot ongewenste benaderingen van derden, deels met seksuele intenties. Het Hof had geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte een aanzienlijke impact hadden op het leven van het slachtoffer en dat er sprake was van stelselmatige belaging zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en bevestigde het oordeel van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1]. De gedragingen van de verdachte, waaronder het plaatsen van advertenties met persoonlijke gegevens van het slachtoffer, waren voorzienbaar en beoogd om het slachtoffer te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen. De Hoge Raad concludeerde dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kon leiden en dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De uitspraak van de Hoge Raad was een bevestiging van de eerdere oordelen van het Hof en de verdachte werd in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

20 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/01192 J
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 februari 2016, nummer 22/003589-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.C. Peterse, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 21 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2956, geoordeeld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden en dat de Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over het andere voorgestelde middel.
1.3.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.4.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] .
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 01 maart 2012 tot en met 9 januari 2013 te Leiden, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] , met het oogmerk die [betrokkene 1] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte,
- pizza's besteld op naam van die [betrokkene 1] en laten bezorgen bij de woning van [betrokkene 1] en
- een valse advertentie geplaatst op Marktplaats met vermelding van het adres en het telefoonnummer van die [betrokkene 1] en
- een valse seksadvertentie geplaatst op Speurders.nl (met gebruikmaking van account [A] ) met vermelding van die naam en woonplaats en het telefoonnummer van die [betrokkene 1] ."
2.2.2.
Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"Door en namens de verdachte is (...) gesteld dat aan de bewezenverklaarde gedragingen met betrekking tot feit 1 niet de conclusie kan worden verbonden dat sprake zou zijn van stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt ter zake het navolgende. Blijkens de wetsgeschiedenis en rechtspraak (onder meer HR 15 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3495) zijn bij de beoordeling of aan bepaalde gedragingen de kwalificatie "stelselmatig" kan worden verbonden relevant de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer dan wel de slachtoffers.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat de verdachte:
- op 6 mei 2012, op naam van aangeefster en ter aflevering aan het woonadres van aangeefster, een groot aantal pizza's heeft besteld en op dat woonadres heeft laten afleveren;
- op 23 of 24 december 2012 op marktplaats.nl een advertentie voor een "gratis af te halen" iPad heeft geplaatst met vermelding van de voornaam, de woonplaats, de straatnaam en het huistelefoonnummer van de aangeefster;
- op 24 december 2012 op speurders.nl een erotische contactadvertentie heeft geplaatst met vermelding van de voornaam, de woonplaats en het huistelefoonnummer van de aangeefster;
- op 30 december 2012 op naam van aangeefster en ter aflevering aan het woonadres van aangeefster opnieuw een groot aantal pizza's heeft besteld en op dat adres heeft laten afleveren.
Uit de aangiften van het slachtoffer en haar moeder volgt voorts dat voormelde gedragingen van verdachte een aanzienlijke impact op het leven en het veiligheidsgevoel van het slachtoffer en haar gezinsleden hebben gehad. Ook volgt daaruit dat na de plaatsing door de verdachte van de contactadvertentie op speurders.nl het slachtoffer meermalen en meerdere dagen achtereen is gebeld c.q. via haar mobiele telefoon is benaderd door personen die geïnteresseerd waren in een seksuele ontmoeting met het slachtoffer. Mede in aanmerking nemende de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het seksuele karakter van de telefoontjes acht het hof het aannemelijk dat deze telefoontjes een aanzienlijke impact op het persoonlijke leven van het slachtoffer hebben gehad.
Naar het oordeel van het hof was het voor de verdachte geheel voorzienbare (en naar het hof aanneemt: ook beoogde) gevolg van het door de verdachte op een internetplatform plaatsen van voormelde erotische berichten en het bericht inzake de gratis af te halen iPad met daarbij de vermelding van de woonplaats en mobiele en vaste telefoonnummers van het slachtoffer, dat het slachtoffer veelvuldig (en deels ook met seksuele intenties) zou worden benaderd door derden. Deze benaderingen zijn ook gevolgd. Het hof rekent deze benaderingen door derden, in het kader van de beoordeling van welke gedragingen dienen te worden betrokken bij de beoordeling van de stelselmatigheid van de inbreuken op de levenssfeer van de verdachte, dan ook geheel toe aan de verdachte.
Het hof kent voorts gewicht toe aan het feit dat het niet bij één plaatsing van één advertentie/bestelling is gebleven. De verdachte heeft op verschillende momenten dergelijke berichten geplaatst, waarbij telkens ook naam, woon-plaats/adresgegevens en telefoonnummers van aangeefster werden vermeld. Dit aanhoudende karakter van verdachtes handelen, en het gegeven dat zij kennelijk over deze persoonlijke informatie van het slachtoffer kon beschikken, heeft, zo blijkt ook uit de aangifte van haar moeder, het leven van het slachtoffer en haar gezinsleden langere tijd beperkt, onder meer omdat men bevreesd was voor het (moeten) openen van de deur en het (moeten) aannemen van niet door hen bestelde pakketjes. Het slachtoffer heeft voorts onder meer, om een eind te maken aan de overlast van mannen die haar via de telefoon benaderden, diverse malen van telefoonnummer moeten wisselen en ook haar huistelefoonnummer moeten omzetten in een geheim nummer.
Gezien voorgaande feiten en omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte ten opzichte van aangeefster dienen te worden gekwalificeerd als het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht."
2.3.1.
Art. 285b, eerste lid, Sr luidt:
"Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie."
2.3.2.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
2.4.
Het Hof heeft zijn oordeel dat stelselmatig inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] onder meer doen steunen op de vaststellingen dat door de verdachte op naam van [betrokkene 1] en met vermelding van nadere contactgegevens een advertentie voor een gratis af te halen iPad op marktplaats.nl alsmede een erotische contactadvertentie op speurders.nl is geplaatst, met als voor de verdachte voorzienbaar en beoogd gevolg dat [betrokkene 1] gedurende meerdere dagen achtereen en veelvuldig door derden is benaderd, deels ook met seksuele intenties. Anders dan het middel kennelijk tot uitgangspunt neemt, stond het het Hof vrij de omstandigheid dat gedragingen van de verdachte aldus meerdere gedragingen van derden tot gevolg hadden, te betrekken bij de hiervoor onder 2.3.2 weergegeven beoordeling.
2.5.
Het middel faalt in zoverre.
2.6.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde werkstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen jeugddetentie, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 maart 2018.