ECLI:NL:HR:2018:38

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
16/01129
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheidsrecht en verstek in strafzaken met betrekking tot adresopgave van raadsman

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1984, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarbij verstek was verleend tegen de niet-verschenen verdachte. De klacht van de verdachte betrof de schending van het aanwezigheidsrecht, omdat er geen afschrift van de appeldagvaarding was verzonden naar het kantooradres van de raadsman, zoals vereist volgens artikel 588a, eerste lid aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdachte, dat het kantooradres van de raadsman als adres voor de verzending van de appeldagvaarding moest worden aangemerkt, geen steun vond in het recht. Dit werd onderbouwd met een verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:3190). De Hoge Raad concludeerde dat de klacht faalde en dat de middelen voor het overige ook niet tot cassatie konden leiden. De beslissing werd genomen zonder nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

16 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01129
AGE/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 september 2015, nummer 20/003606-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L. van Poucke, advocaat te Best, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte en bevat onder meer de klacht dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte, aangezien in strijd met art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv geen afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar het kantooradres van de raadsvrouwe. Het middel klaagt niet over niet-naleving van art. 51 (oud) Sv.
2.2.
De klacht berust op de opvatting dat indien een raadsman van een verdachte aan de griffie van het gerecht schriftelijk heeft verzocht om toezending van een afschrift van het procesdossier en aldus zijn kantooradres heeft opgegeven, dat adres heeft gelden als adres waaraan op grond van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv een afschrift van de appeldagvaarding dient te worden gezonden.
2.3.
De opvatting waarop de klacht berust, vindt geen steun in het recht (vgl. HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3190).
2.4.
De klacht faalt.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2018.