Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de bijzondere volmacht tot het instellen van het hoger beroep niet zou voldoen aan de vereisten van artikel 450, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat P.T. Pel, had op 8 september 2014 een akte rechtsmiddel ingediend, maar het Hof oordeelde dat de volmacht geen adres voor de toezending van de appeldagvaarding bevatte, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het faxbericht dat als bijzondere volmacht was aangemerkt, wel degelijk een adres voor de toezending van de appeldagvaarding bevatte, namelijk het kantooradres van de advocaat. Dit oordeel van het Hof werd als onbegrijpelijk beschouwd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie om het onderscheid tussen de adresopgave in artikel 450, lid 3 Sv en artikel 588a, lid 1, sub c Sv te verduidelijken. De Hoge Raad concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep niet terecht was en vernietigt de uitspraak van het Hof, waarbij de zaak wordt terugverwezen voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte adresopgave in de bijzondere volmacht en de rechten van de verdachte in het hoger beroep. De Hoge Raad stelt dat de verdachte recht heeft op een behoorlijke rechtsgang, ook als er sprake is van administratieve onvolkomenheden in de volmacht.