ECLI:NL:HR:2017:3190

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
16/02995
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens onduidelijke volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de bijzondere volmacht tot het instellen van het hoger beroep niet zou voldoen aan de vereisten van artikel 450, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat P.T. Pel, had op 8 september 2014 een akte rechtsmiddel ingediend, maar het Hof oordeelde dat de volmacht geen adres voor de toezending van de appeldagvaarding bevatte, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring.

De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het faxbericht dat als bijzondere volmacht was aangemerkt, wel degelijk een adres voor de toezending van de appeldagvaarding bevatte, namelijk het kantooradres van de advocaat. Dit oordeel van het Hof werd als onbegrijpelijk beschouwd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie om het onderscheid tussen de adresopgave in artikel 450, lid 3 Sv en artikel 588a, lid 1, sub c Sv te verduidelijken. De Hoge Raad concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep niet terecht was en vernietigt de uitspraak van het Hof, waarbij de zaak wordt terugverwezen voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte adresopgave in de bijzondere volmacht en de rechten van de verdachte in het hoger beroep. De Hoge Raad stelt dat de verdachte recht heeft op een behoorlijke rechtsgang, ook als er sprake is van administratieve onvolkomenheden in de volmacht.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/02995
SG/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 18 maart 2016, nummer 21/005119-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.T. Pel, advocaat te Hattem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2.1.
De verdachte is door de Politierechter in de Rechtbank Gelderland bij vonnis van 25 augustus 2014 ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken. Het Hof heeft bij zijn bij verstek gewezen arrest de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het tegen voormeld vonnis ingestelde hoger beroep.
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt onder het opschrift "ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep" in:
"Op 8 september 2014 heeft de griffie van de rechtbank Gelderland een akte rechtsmiddel opgemaakt, gericht tegen het vonnis van de rechtbank, op verzoek van mr. P.T. Pel.
Aan de akte rechtsmiddel is een schriftelijke bijzondere volmacht om namens de verdachte het hoger beroep in te stellen gehecht.
Op grond van artikel 450 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient in een dergelijke bijzondere volmacht te zijn opgenomen de mededeling:
1. dat de advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep;
2. dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep;
en
3. een adres van de verdachte voor toezending van een afschrift van de appeldagvaarding.
Bij gebrek daaraan kan het hoger beroep niet ontvankelijk worden verklaard. (HR 22 december 2009, LJN BJ7810).
Er bestaat onvoldoende grond voor een niet-ontvankelijkverklaring van het appel indien sprake is van één of meer verzuimen maar ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte of een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigd raadsman is verschenen, die verklaart dat aan de verlening van de onvolkomen volmacht de wens van de verdachte ten grondslag heeft gelegen om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen (o.a. HR 20 maart 2012, LJN BV6999, HR 29 januari 2013, LJN BY8897).
In de onderhavige bijzondere volmacht is niet voldaan aan het onder 3 vermelde.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte niet verschenen. Wel is verschenen mr. P.T. Pel. Daarnaar gevraagd heeft de raadsman te kennen gegeven niet uitdrukkelijk te zijn gevolmachtigd door de verdachte om namens deze op te treden.
Het hof zal de verdachte gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep."
2.2.3.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een "Akte instellen hoger beroep" van 8 september 2014 inhoudende:
"Op 08 september 2014 kwam ter griffie van deze rechtbank, [betrokkene 1], griffiemedewerkster te Zutphen, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats]
Vertrokken, onbekend waarheen,
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis, door de politierechter in deze rechtbank, locatie Zutphen, op 25 augustus 2014 gewezen."
(ii) een bij deze akte gevoegde - door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in art. 450, eerste lid onder b, Sv aangemerkt - faxbericht van 8 september 2014 van mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem, inhoudende:
"Geachte heer, mevrouw,
In dezen treed ik op voor [verdachte], geboren op [geboortedatum]/1966.
In bovengenoemde zaak is dd. 25/08/2014 onder bovengenoemd parketnummer tegen cliënt een strafvonnis gewezen door de Politierechter van uw Rechtbank. Cliënt wenst tegen dit strafvonnis appel in te stellen.
Ondergetekende verklaart hierbij bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van het appel.
Ondergetekende verleent hierbij volmacht aan iedere medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, tot het instellen van bovengenoemd appel.
Indien en voor zover vereist, wordt hierbij verklaard dat cliënt instemt met de wijze van ontvangst van de akte van uitreiking als bedoeld in art. 450 lid 3 Sv.
Afschrift van de dagvaarding kan worden verzonden aan bovengenoemd kantooradres."
(iii) drie aktes van uitreiking, betreffende de dagvaarding in hoger beroep. Die aktes houden in dat die dagvaarding op 5 februari 2016 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank Gelderland omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is" en voorts op 12 februari 2016 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1], Hoogeveen en op 13 februari 2016 tevergeefs is aangeboden op het adres [b-straat 1], Apeldoorn met in beide gevallen als reden dat "volgens mededeling van degene die zich op het door mij ingevulde adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft", waarna in beide gevallen de dagvaarding op 18 februari 2016 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank Gelderland op de wijze als voorzien in art. 588, derde lid aanhef en onder c, Sv met verzending van een afschrift van de appeldagvaarding op diezelfde datum per gewone brief aan de eerder genoemde adressen;
(iv) een ID-staat SKDB van 7 maart 2016 inhoudende dat de verdachte is "Vertrokken Onbekend Waarheen" met als datum van ingang 4 november 2011.
2.3.
Art. 450, derde lid, Sv luidt:
"Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding."
2.4.
In aanmerking genomen dat het als schriftelijke bijzondere volmacht aangemerkte faxbericht van 8 september 2014 een adres voor de toezending van een afschrift van de appeldagvaarding inhoudt, namelijk het kantooradres van mr. P.T. Pel, zijn het oordeel van het Hof dat voormelde volmacht een adres voor de toezending ontbeert en het daarop gebaseerde oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel is gegrond.
2.6.
Opmerking verdient nog dat de opgave van een adres voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv zich onderscheidt van de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid onder c, Sv. Eerstgenoemde opgave is verplicht indien het instellen van het hoger beroep geschiedt door middel van een schriftelijke bijzondere volmacht aan een medewerker ter griffie. Deze verplichting houdt verband met de in art. 450, derde lid, Sv voorziene mogelijkheid dat aanstonds na het instellen van het hoger beroep een oproeping aan de verdachte om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen wordt uitgereikt aan een medewerker ter griffie. Die uitreiking geldt als uitreiking in persoon aan de verdachte, waarbij een afschrift van de oproeping aan het namens de verdachte opgegeven adres als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv wordt verzonden (art. 450, vijfde lid, Sv). Dat mag ook het kantooradres van de advocaat betreffen die namens de verdachte een schriftelijke volmacht heeft verleend aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen.
Indien de betekening van de dagvaarding of de oproeping niet aanstonds na het instellen van het hoger beroep geschiedt, doch op een nadien gelegen moment, vindt de regeling van art. 450, vijfde lid, Sv geen toepassing maar bestaat op grond van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv wel de verplichting - behoudens in de gevallen genoemd in art. 588a, derde lid, Sv - om een afschrift van de dagvaarding of oproeping toe te zenden aan een door of namens de verdachte bij het instellen van het hoger beroep opgegeven adres in Nederland waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. In HR 17 november 2015, ECLI:NL: HR:2015:3320, NJ 2016/18, is overwogen dat aangenomen moet worden dat art. 588a, eerste lid onder c, Sv niet het oog heeft op het kantooradres van een advocaat dat is vermeld in de akte rechtsmiddel of de door hem verstrekte schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van het rechtsmiddel, waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Met betrekking tot de ontvangst van (afschriften van) dergelijke mededelingen geldt immers de regeling van art. 48 Sv. Dat laat overigens onverlet, naar in voornoemd arrest is overwogen, dat - gelet op het grote belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht - in het specifieke geval dat de appeldagvaarding op de voet van art. 588, eerste lid sub b onder 3°, Sv ter griffie is uitgereikt om reden dat de verdachte niet is ingeschreven in een BRP en niet is gedetineerd in Nederland, noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem in Nederland of een adres in het buitenland bekend is, de appelrechter bij afwezigheid van de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman de zaak niet in behandeling mag nemen dan nadat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar het in de akte rechtsmiddel dan wel in de schriftelijke volmacht vermelde kantooradres van de advocaat opdat de verdachte mogelijk langs die weg op de hoogte komt van het tijdstip van de behandeling van zijn zaak.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.