Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
16 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1986, was betrokken bij een schietpartij met automatische vuurwapens buiten de aankomsthal van luchthaven Hato in Curaçao, waarbij twee personen om het leven zijn gekomen en meerdere omstanders gewond zijn geraakt. Tijdens de vlucht werd er ook op een achtervolgende politieauto geschoten. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder vonnis, waarbij hij was veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor (poging tot) moord.
De Hoge Raad beoordeelde de ingediende middelen van cassatie, die door de advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, waren voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast werd ambtshalve beoordeeld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat de aan de verdachte opgelegde levenslange gevangenisstraf zich niet leent voor vermindering, en volstond met het oordeel dat de redelijke termijn was overschreden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.