ECLI:NL:HR:2018:335

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
16/03192
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak met betrekking tot verkrachting, afpersing en verduistering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 juni 2016 was gewezen. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat M. Berndsen. De zaak betrof ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting, afpersing van een pinpas en verduistering van een telefoon. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte waren aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de toepassing van artikel 80a RO in strafzaken en de beoordeling van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.

Uitspraak

13 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/03192
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 13 juni 2016, nummer 21/006889-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 maart 2018.