Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
16 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarbij de verdachte is veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor (poging tot) moord. De zaak betreft een schietpartij met automatische vuurwapens buiten de aankomsthal van luchthaven Hato in Curaçao, waarbij twee personen om het leven zijn gekomen en meerdere omstanders gewond zijn geraakt. Tijdens de vlucht is er ook op een achtervolgende politieauto geschoten. De verdachte heeft in cassatie klachten ingediend over het ontbreken van een pleitnota in hoger beroep, de afwijzing van getuigenverzoeken, de motivering van het opzet en de motivering voor de oplegging van de levenslange gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 16 januari 2018 geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de levenslange gevangenisstraf zich niet leent voor vermindering en heeft het beroep verworpen.