ECLI:NL:HR:2018:32

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
16/02331
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen levenslange gevangenisstraf na schietpartij op luchthaven Hato in Curaçao

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarbij de verdachte is veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor (poging tot) moord. De zaak betreft een schietpartij met automatische vuurwapens buiten de aankomsthal van luchthaven Hato in Curaçao, waarbij twee personen om het leven zijn gekomen en meerdere omstanders gewond zijn geraakt. Tijdens de vlucht is er ook op een achtervolgende politieauto geschoten. De verdachte heeft in cassatie klachten ingediend over het ontbreken van een pleitnota in hoger beroep, de afwijzing van getuigenverzoeken, de motivering van het opzet en de motivering voor de oplegging van de levenslange gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 16 januari 2018 geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de levenslange gevangenisstraf zich niet leent voor vermindering en heeft het beroep verworpen.

Uitspraak

16 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/02331 A
AGE/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 28 april 2016, nummer H 99/2015, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte hebben de raadsman en I.N. Weski, advocaat te Rotterdam, daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Aangezien de aan de verdachte opgelegde levenslange gevangenisstraf zich naar haar aard niet voor vermindering leent, zal de Hoge Raad volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2018.