Uitspraak
[X]te
[Z], Marokko, (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 4 augustus 2017, nr. 16/3849 ANW, betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende uit Marokko tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 augustus 2017, nr. 16/3849 ANW. De zaak betreft een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Nabestaandenwet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klacht geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klacht klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2018.