ECLI:NL:HR:2018:2438

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
17/00687
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden onder invloed en recidiveregeling in het verkeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die is vervolgd voor rijden onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 615 microgram. De verdachte heeft verweer gevoerd tegen de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging, met een beroep op de recidiveregeling zoals vastgelegd in artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De verdachte stelde dat zijn rijbewijs van rechtswege zijn geldigheid verliest bij recidive, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kan leiden. De Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:HR:2018:2350.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de recidiveregeling en de voorwaarden waaronder het OM ontvankelijk is in vervolging voor rijden onder invloed.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/00687
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 7 februari 2017, nummer 21/001926-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording v n rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
(Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2350.)

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.