Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 december 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die is vervolgd voor rijden onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 615 microgram. De verdachte heeft verweer gevoerd tegen de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging, met een beroep op de recidiveregeling zoals vastgelegd in artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De verdachte stelde dat zijn rijbewijs van rechtswege zijn geldigheid verliest bij recidive, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kan leiden. De Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:HR:2018:2350.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de recidiveregeling en de voorwaarden waaronder het OM ontvankelijk is in vervolging voor rijden onder invloed.