ECLI:NL:HR:2018:2409

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/02748
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Het beroep in cassatie was ingediend tegen de uitspraak van 8 juni 2018, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 15 februari 2018 werd behandeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 22 augustus 2018 een verklaring had ingediend ter onderbouwing van haar betalingsonmacht, vergezeld van jaaropgaven van de Sociale Verzekeringsbank. Echter, de Hoge Raad heeft in een brief van 23 augustus 2018 het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat niet was voldaan aan de geldende criteria. Tevens werd belanghebbende erop gewezen dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard kon worden.

De griffier heeft belanghebbende op 22 september 2018 en 23 oktober 2018 aangemaand om het griffierecht te betalen, maar belanghebbende heeft hier niet aan voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten die belanghebbende op 14 november 2018 naar voren bracht, niet voldoende waren om aan te tonen dat zij niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het arrest is openbaar uitgesproken op 21 december 2018.

Uitspraak

21 december 2018
Nr. 18/02748
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 8 juni 2018, nr. HAA 17/4351 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 15 februari 2018.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Op 22 augustus 2018 is een door belanghebbende opgemaakte en ondertekende verklaring ter griffie van de Hoge Raad ingekomen, met jaaropgaven van de door de Sociale verzekeringsbank in 2017 aan belanghebbende en haar fiscale partner op grond van de AOW uitgekeerde bedragen. Naar aanleiding van de door belanghebbende verstrekte gegevens is het beroep op betalingsonmacht bij brief van 23 augustus 2018 afgewezen, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 september 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar op 14 november 2018 door de Hoge Raad ontvangen brief aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.