Uitspraak
[X] N.V.te
[Z],Curaçao (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 9 februari 2018, nr. HAA 15/5067, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [X] N.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die op 9 februari 2018 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting had opgelegd aan de belanghebbende. De zaak is behandeld in sprongcassatie, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 18 oktober 2018 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De belanghebbende heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2018 door de vice-president G. de Groot en de overige raadsheren.