ECLI:NL:HR:2018:2387

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/00561
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de afdwingbaarheid van een mondelinge overeenkomst voor het huren van reclameruimte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Euromast Horeca B.V. en HDI-Gerling Verzekeringen N.V. Het geschil betreft de vraag of er sprake is van een rechtens afdwingbare mondelinge overeenkomst met betrekking tot het huren van reclameruimte op een gebouw. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Rotterdam en arresten van het gerechtshof Den Haag.

Euromast heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 7 november 2017, waarin het hof de vorderingen van Euromast had afgewezen. HDI heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Euromast veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.862,34. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
18/00561
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
EUROMAST HORECA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Euromast en HDI.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/10/437398/HA ZA 13-1138 van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2014 en 17 december 2014;
b. de arresten in de zaak 200.170.664/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 juni 2015 en 7 november 2017.
Het arrest van het hof van 7 november 2017 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 7 november 2017 heeft Euromast beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
HDI heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor HDI toegelicht door haar advocaat en mede door mr. F.H. Oosterloo.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Euromast heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Euromast in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HDI begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.