1.16.Er heeft bij dit hof een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Daarbij zijn de volgende personen gehoord: [A] , [B] en [C] . [B] heeft tijdens dit verhoor, voor zover van belang, verklaard:
“Naar aanleiding van de mail van [C] van 29 november 2012 verklaar ik dat er gesproken is over de afmetingen. Deze moesten hetzelfde zijn/dezelfde orde van grootte hebben als die van de bestaande adverteerders (…). Er is gesproken over de plaats van het logo beneden: dat was boven de ingang. Er is gesproken over de kosten van het plaatsen van de reclame-uiting. Die waren voor rekening van de nieuwe adverteerder, in dit geval HDI.
(…)
Naar aanleiding van mijn schriftelijke verklaring van 31 mei 2013, kan ik nog nader verklaren dat reciprociteit (…) geen voorwaarde was voor de deal, en dat de goedkeuring van Legal ook geen voorwaarde voor de deal was.
(…)
Op de vraag van mr. Kalsbeek of over de prijs van het adverteren is onderhandeld, antwoord ik: nee, die is afgestemd. Ik wist dat de kosten van het aanbrengen van de reclame-uitingen op de top aanzienlijk zouden zijn. Dat zou weleens in de tonnen kunnen lopen, maar het zou een 50/50-deal worden met de Rabobank. Op de vraag of dat met de Rabobank besproken is, antwoord ik: nee, dat hoefde ook niet. De verhuurder, Euromast Horeca, zou dat doen. Op de vraag of dat besproken is met [A] , antwoord ik: ja (…).
(…) het was geen conceptovereenkomst maar een overeenkomst. De instructie was dat Legal haar juridische blik op het contract zou werpen, zoals dat met al onze contracten ging. Ik heb geen verdere toelichting gegeven. Ik heb de overeenkomst niet aan Legal gegeven, maar per mail doorgestuurd naar Legal om er juridisch naar te kijken. Ik heb de overeenkomst in grote lijnen gelezen, maar niet in detail. Mr. Kalsbeek vraagt mij of ik alle onderwerpen/artikelen die in het contract (…) staan met [A] heb besproken. Ik antwoord: nee, dat was ook niet nodig. Op de vraag welke onderwerpen dan wel zijn besproken, verwijs ik naar mijn schriftelijke verklaring en naar wat ik hier zojuist onder ede heb verklaard.”
[A] heeft tijdens dit verhoor onder meer verklaard:
“Op de vraag van mr. Schelling of ik het gegeven dat [B] zei dat Legal het contract nog moest nalopen heb opgevat als een voorwaarde dan wel voorbehoud antwoord ik ‘nee’. Ik heb dat niet gezien als een voorbehoud. Als Legal het contract nog moet nakijken, betekent dat ze het tekstueel nog moet nalopen. Het gaat dan alleen nog om de techniek, zoals wij ondernemers dat noemen, want de deal als zodanig is op dat moment dan wel gesloten.”
[C] heeft tijdens dit verhoor verklaard, voor zover relevant:
“- Wat betreft de mail van mij d.d. 19 december 2012 (…) verklaar ik: Met het woord ‘voorstel’ in deze mail bedoelde ik ‘tekstvoorstel’. Ik heb op 29 november een mail gestuurd en daarin gezegd: Hierbij stuur ik de overeenkomst. In een mail van 3 december heb ik gevraagd of [B] het contract had gelezen en wanneer ik een inhoudelijke reactie kon verwachten. Deze mail van 19 december 2012 is een reminder.
- De overeenkomsten van 29 november 2012 voor beneden en die van 14 januari 2013 voor de top zijn standaardcontracten.
(…)
- Tijdens de bespreking op 18 april 2013 met [D] en [F] is namens HDI niets gezegd over de tekst of over de voorwaarden van de overeenkomst. Het ging alleen over de mogelijkheid van samenwerken en het onderbrengen van verzekeringen.
(…)
- [D] heeft nooit iets gezegd over de voorwaarden van de overeenkomst. [D] heeft nooit tekstuele aanpassingen doorgegeven voor het contract. Ik bedoel daarmee dat er nooit inhoudelijk een reactie is gekomen op de tekst van de overeenkomst. Ze hebben wel gesuggereerd dat er een verband zou zijn tussen de overeenkomsten en de verzekeringsportefeuille, maar dat heb ik te allen tijde ontkend.
(…)
- In de toegezonden overeenkomsten staat niets over de omvang van de reclame-uitingen. Dat doen we nooit. Op het moment van het maken van de tekeningen van het logo kijken we naar wat er mag van de gemeente en dan kijken we ook naar de visibility en awareness. De ontwikkeling van het logo is een gezamenlijk proces.
- Ik heb niet met HDI gesproken over de omvang van de reclame-uitingen. Ik heb wel [B] gevraagd om een contactpersoon om het traject op te pakken. Een naam van een contactpersoon is nooit aan mij doorgegeven.”