ECLI:NL:HR:2018:2367

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
17/05255
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en termijn voor openbaarmaking van de jaarrekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van bestuurders. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.M. van den Steenhoven, heeft cassatie ingesteld tegen de curatoren van PARTRUST B.V., die in faillissement zijn verklaard. De zaak betreft de vraag of de termijn voor de openbaarmaking van de jaarrekening is overschreden, zoals bedoeld in artikel 2:394 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curatoren op nihil zijn begroot.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
17/05255
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven,
t e g e n
1. Leonard Jozef Marie LUCHTMAN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van PARTRUST B.V.,
wonende te Breda,
2. Bart Floris LOUWERIER,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van PARTRUST B.V.,
wonende te Breda,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curatoren.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/02/262911/HAZA 13-288 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juni 2015;
b. het arrest in de zaak 200.179.483 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de curatoren is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curatoren begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.