3.1.2.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. a) [appellant] was van 16 augustus 2007 tot 20 mei 2009 (datum faillissement) bestuurder van de besloten vennootschap [Beheer] Beheer B.V. (hierna: [Beheer] ). [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ) was gedurende hetzelfde tijdvak bestuurder. [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ) was bestuurder van [Beheer] van 1 februari 2005 tot 1 oktober 2006.
b) [Beheer] is opgericht op 26 oktober 1999. [Beheer] hield zich bezig met het aantrekken van gelden op de openbare markt door uitgave van obligaties, welke gelden volgens de uitgegeven prospectussen en toelichtingen van de directie werden belegd in geselecteerde ondernemingen, waaronder een houtplantage in [land 1] en een bosbouwconcessie in [land 2] .
c1) [Beheer] (en de aan haar gelieerde entiteiten) investeerde(n) rechtstreeks in de door haar (hen) geselecteerde ondernemingen.
c2) De grootmoedermaatschappij van [Beheer] was [Holding] Holding BV, waarvan [appellant] , [bestuurder 1] en [bestuurder 2] directeur/grootaandeelhouder waren en welke vennootschap ook in staat van faillissement verkeert.
d) De vennootschap naar het recht van Brits [land 2] , [FEL] . (hierna: FEL) is houder van voormelde bosbouwconcessie in [land 2] . De aandelen van FEL zijn voor 60% in handen van Ecogarant Nederlandse Bosbouwmaatschappij SA, gevestigd te [land 1] (hierna: Ecogarant). De aandelen in Ecogarant werden in drie gelijke porties gehouden door de persoonlijke houdstermaatschappijen van [appellant] , [bestuurder 1] en [bestuurder 2] . [Beheer] heeft geen vennootschappelijke relatie met Ecogarant.
Ecogarant heeft een houtplantage in [land 1] .
e) Op 3 januari 2006 heeft Fortis Bank NV (hierna: Fortis) de relatie met [Beheer] opgezegd. Fortis had, in verband met een door haar van de AFM ontvangen informatieverzoek, aan [Beheer] verzocht de verdenking van onrechtmatig ‘piramideren’ weg te nemen door verstrekking van genoegzame informatie over de geldstromen. [Beheer] voldeed hier naar het oordeel van Fortis niet aan. [Beheer] heeft in kort geding gevorderd om deze opzegging ongedaan te maken. Bij vonnis van 6 april 2006 is deze vordering door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam afgewezen.
f) Ecogarant en [Beheer] zijn op 19 juli 2006 schriftelijk overeengekomen dat [Beheer] als tegenprestatie voor het door [Beheer] ter beschikking stellen van haar marketingcapaciteit ten behoeve van het aantrekken van funding voor Ecogarant een royalty zou krijgen gelijk aan 50% van de (60%) winstrechten die Ecogarant als gevolg van haar aandelenbelang in FEL zouden toekomen.
g) Bij brief van 20 augustus 2008 heeft [Beheer] de obligatiehouders ervan in kennis gesteld dat men niet in staat was de maandelijkse rente-uitkering te doen.
h) In 2008 heeft [Beheer] , naar aanleiding van onrust onder haar obligatiehouders en in verband met conversieplannen van de directie van [Beheer] , een Raad van Advies ingesteld, gevormd uit deze obligatiehouders. De Raad van Advies heeft op 25 maart 2009 een “Eerste voorlopige rapportage en aanbevelingen” uitgebracht. Het rapport behelst onder meer de klacht dat [Beheer] altijd de indruk heeft gewekt dat de investering in [land 2] geheel (100% van de 60%) aan [Beheer] toebehoorde.
i1) In de periode 18 november 2008 tot en met 2 maart 2009 heeft de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) een onderzoek verricht naar de naleving van de Wet handhaving consumentenbescherming door [Beheer] . AFM heeft een rapport van 13 maart 2009 uitgebracht. Volgens AFM handelt [Beheer] onrechtmatig jegens haar obligatiehouders door een (in het bijzonder) oneerlijke handelspraktijk te verrichten, namelijk een misleidende handelspraktijk als genoemd in artikel 6:193d, eerste lid, BW, de misleidende omissie. AFM heeft geoordeeld dat [Beheer] (in elk geval) essentiële informatie heeft weggelaten over de verhouding tussen de inleg en de investeringen, de verhouding tussen de netto-inleg en de uitbetalingen aan obligatiehouders, de gerealiseerde kasstromen en de actuele financiële situatie van [Beheer] , welke informatie obligatiehouders nodig hebben om een geïnformeerd besluit te nemen over het uitoefenen van hun contractuele rechten in verband met de obligatieovereenkomsten en het conversievoorstel, dan wel over het accepteren van het conversievoorstel. AFM heeft haar bevindingen bij brief van 22 april 2009 onder de aandacht gebracht van het Openbaar Ministerie/Functioneel Parket en daarbij een strafrechtelijke aangifte gedaan tegen [Beheer] . In haar aangifte sprak AFM het vermoeden uit dat [Beheer] een rentecarrousel onderhield en in feite haar beleggers oplichtte.
i2) FIOD-ECD (hierna: FIOD) heeft een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd tegen [appellant] , [bestuurder 1] en [bestuurder 2] . Bij het onderzoek is FIOD tot de bevinding gekomen dat slechts een gering deel van de inleg voor investeringsdoeleinden werd gebruikt en dat dit een rentecarrousel deed vermoeden. Bij nader onderzoek kwam FIOD tot het oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat er bij [Beheer] is gepiramideerd.
ji) De jaarrekening van [Beheer] over 2007 is op 3 april 2009 gepubliceerd.
j2) Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 april 2009 is aan [Beheer] voorlopige surseance van betaling verleend, met benoeming van [bewindvoerder] te [kantoorplaats] tot bewindvoerder. Bij beschikking van 20 mei 2009 is de surseance ingetrokken en is [Beheer] in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. F. Kessels en mr. Luchtman als curatoren. Mr. F. Kessels is later teruggetreden als curator, in zijn plaats is bij beschikking van 1 december 2010 mr. Louwerier als curator aangesteld.
k) In opdracht van mr. Luchtman heeft [S en I] Security en Integrity Services B.V. (hierna: [S en I] ) een onderzoek verricht naar de financiële administratie en daartoe strekkende (administratieve) bescheiden van [Beheer] , voor zover deze ter beschikking van de curator stonden. [S en I] heeft op 23 september 2009 een rapport uitgebracht waarin wordt aangegeven dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat delen van de administratie en/of administratieve bescheiden/gegevens ontbreken bij de curator alsmede dat de (administratieve) onderbouwing van de individuele mutaties, in het bijzonder voor zover deze ziet op de individuele rekening-courant mutaties, ontbreekt bij de curator en/of niet het vereiste inzicht geeft.
l) Bij vonnis in kort geding van 14 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda in een door mr. Luchtman aanhangig gemaakte procedure tegen [appellant] , [bestuurder 2] , [bestuurder van FEL] en [de vennootschap] het volgende beslist:
“6.1. gebiedt [appellant] en [bestuurder 2] :
a.
om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis hun functies als bestuurder of anderszins in de vennootschappen FEL en Ecogarant neer te leggen;
b.
om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de heer [bestuurder van FEL] als bestuurder van FEL te (doen) ontslaan;
c.
om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk mededeling te doen van de uitvoering van de onder (i) gelaste geboden en om binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk mededeling te doen van de uitvoering van de onder (ii) gelaste geboden aan de in [land 1] daartoe geëigende instanties, zoals het Commercial Register, de “company lawyer” [company lawyer] en daarvan binnen 48 uur na die schriftelijke mededeling schriftelijke mededeling te doen aan de curator;
d.
mee te werken aan de benoeming van c.q. te benoemen een door de curator aan te wijzen persoon tot bestuurder van Ecogarant, zulks binnen 48 uur nadat de curator de naam van die persoon aan [appellant] en [bestuurder 2] schriftelijk heeft medegedeeld en mee te werken aan de benoeming van c.q. te benoemen een door de curator aan te wijzen persoon tot bestuurder van FEL, zulks binnen 21 dagen nadat de curator de naam van de persoon aan [appellant] en [bestuurder 2] schriftelijk heeft medegedeeld,
bepaalt dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 250.000,-- bij niet tijdige voldoening aan elk van de te geven geboden en van € 5.000,-- per kalenderdag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoen; zulks tot een maximumbedrag aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000.000,--;
bepaalt dat de hiervoor toegewezen voorzieningen hebben te gelden totdat zij hun zin of kracht hebben verloren als gevolg van een beslissing van een bodemrechter, hetzij bij vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, hetzij door een onherroepelijk vonnis;