Het Hof heeft zowel het bevel tot gevangenneming van 19 januari 2016 als het bevel tot gevangenhouding van 22 oktober 2015 opgeheven. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"Uit de stukken van het dossier blijkt - voor zover hier van belang - het volgende.
Op 22 oktober 2015 heeft de rechtbank Noord-Nederland de gevangenhouding van verdachte bevolen voor een termijn van 90 dagen voor de verdenking van, kort gezegd, het in vereniging plegen van meerdere autodiefstallen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 19 januari 2016 aangevangen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de gevangenneming van verdachte zal gelasten ten aanzien van de verdenking van, kort gezegd, brandstichting (ook wel aangeduid als de 'camperzaak' en bekend onder parketnummer 18.930348-15). Deze vordering tot gevangenneming is door de rechtbank toegewezen.
Uit het voorgaande blijkt dat de voorlopige hechtenis van verdachte enerzijds is gebaseerd op de gevangenneming, zoals bevolen op 19 januari 2016, en anderzijds op het bevel gevangenhouding d.d. 22 oktober 2015.
Gelet op de systematiek van artikel 65 van het Wetboek van Strafvordering kan de gevangenneming slechts worden bevolen indien de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt. Nu verdachte zich ten tijde van de vordering tot gevangenneming in voorlopige hechtenis bevond, is het hof van oordeel dat de gevangenneming van verdachte op 19 januari 2016 ten onrechte is bevolen. Voor zover de voorlopige hechtenis daarop is gebaseerd, dient die te worden opgeheven.
De voorlopige hechtenis van verdachte is derhalve enkel nog gebaseerd op het op 22 oktober 2015 afgegeven bevel tot gevangenhouding. Met betrekking tot die verdenking is het hof van oordeel dat zich de situatie als omschreven in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering voordoet, namelijk dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte bij het voortduren van de voorlopige hechtenis langere tijd van zijn vrijheid beroofd zal blijven dan de uiteindelijke duur van de straf of maatregel.
Gelet hierop moet de voorlopige hechtenis, voor zover die op dit bevel is gebaseerd, ook worden opgeheven.
Het hof overweegt ten overvloede dat de officier van justitie, in de zich hier voordoende situatie, alvorens de dagvaarding in eerste aanleg te betekenen, bij de raadkamer van de rechtbank een vordering ex artikel 67b van het Wetboek van Strafvordering had moeten indienen teneinde het feit, bekend onder parketnummer
18.930348-15 onder het op 22 oktober 2015 afgegeven bevel tot gevangenhouding te doen brengen."