In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 maart 2018, nr. 17/00703. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/5763) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend naar aanleiding van de klachten die door belanghebbende zijn aangevoerd.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie is er geen nadere motivering nodig, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand laat.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is op 7 december 2018 in het openbaar uitgesproken.