Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 22 januari 2018, nr. AWB 17/1381, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 24 augustus 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland. Het cassatieberoep was ingesteld tegen de uitspraak van 22 januari 2018, nr. AWB 17/1381, die betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 24 augustus 2017. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2018.