Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
4 december 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor bedreiging van een baliemedewerkster van de gemeente Rotterdam, waarbij artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing was. De zaak draait om de vraag of de bedreigingen die de baliemedewerkster heeft ontvangen, voldoende objectieve vrees voor fysiek geweld met zich meebrachten. De Hoge Raad overweegt dat het feit dat bedreigingen tegen baliemedewerkers van gemeenten vaak leiden tot fysiek geweld, niet automatisch betekent dat er in dit specifieke geval ook sprake was van een objectieve vrees voor de medewerkster. De door de verdachte gebruikte bewoordingen, zoals "dan ga jij eraan", waren echter van dien aard dat de baliemedewerkster in redelijkheid vrees kon hebben dat haar leven in gevaar was. De Hoge Raad concludeert dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van het arrest van het Gerechtshof, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het beroep wordt verworpen.