ECLI:NL:HR:2018:2249

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
17/02148
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in Polen in 1968, was in hoger beroep veroordeeld voor doodslag op zijn echtgenote in Alphen aan den Rijn. De feiten betroffen het uitoefenen van geweld op de hals van de vrouw, gevolgd door de vernieling en wegmaking van haar lijk door het in stukken zagen en in plastic zakken in een kanaal te gooien. De verdediging heeft in cassatie bewijsklachten ingediend met betrekking tot de doodsoorzaak en het opzet. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/02148
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 april 2017, nummer 22/002887-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.A.A. Postma, advocaat te Amersfoort, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.