ECLI:NL:HR:2018:22

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
15/05370
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in de aula van een school en de vraag of dit als 'openlijk' geweld kan worden gekwalificeerd

In deze zaak gaat het om de vraag of het geweld dat heeft plaatsgevonden in de aula van een school kan worden gekwalificeerd als 'openlijk' geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is op 3 maart 2011 samen met anderen naar de school gegaan en heeft daar openlijk geweld gepleegd tegen twee personen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat het geweld heeft plaatsgevonden in een voor het publiek toegankelijke ruimte, namelijk de aula van de school. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof dat sprake is van 'openlijk' geweld niet toereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad wijst erop dat het Hof niet heeft verduidelijkt in hoeverre de aula op het moment van het geweld toegankelijk was voor personen die geen relatie hadden met de onderwijsinstelling. Dit gebrek aan motivering leidt tot de conclusie dat het oordeel van het Hof dat de openbare orde is aangerand, niet zonder meer begrijpelijk is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

9 januari 2018
Strafkamer
nr. S 15/05370
IV/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 13 november 2015, nummer 21/008074-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.A.A. Postma, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat:
"hij op 3 maart 2011 te Lelystad met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de school [A] ([a-straat 1] te Lelystad), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], welk geweld bestond uit
- het met kracht tegen het lichaam van [betrokkene 1] stompen en
- het zichtbaar vasthouden van een mes en
- het maken van een stekende/zwaaiende beweging met een mes, in de richting van [betrokkene 1] en
- het maken van zwaaiende bewegingen met een mes in de richting van het lichaam van [betrokkene 2]."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL2522 2011015504-1, d.d. 3 maart 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van aangever [betrokkene 1]:
Ik ben op 2 maart 2011 in de aula van [A] te Lelystad aan het eind van de schooldag aan een tafel gaan zitten. Ik zag twee mij onbekende mannen de aula inkomen met daarachter [betrokkene 3] en een andere vrouw. Ik hoorde de mannen roepen "Wie is [betrokkene 1]?" Ik heb gereageerd door te zeggen dat ik [betrokkene 1] ben. De mannen zijn toen naar mij toe gelopen en toen ze voor mij stonden kreeg ik gelijk een klap. Van de langste man van de twee. Ik zag dat de andere man een voorwerp in zijn rechterhand had. Ik zag dat dit een vlindermes was. Toen ik de klap had gehad, was ik erg bang. Ik voelde mij enorm bedreigd omdat de andere man een mes in zijn hand had. Ik zag dat de conciërge tussen ons in is gaan staan. Gelijk zag ik dat de man met het vlindermes dit mes uitklapte. De man maakte met het mes in zijn rechterhand een stekende beweging richting mijn linker zij. Hij stak met de punt van het mes in mijn richting. Ik sprong gelijk aan de kant toen hij met het mes in mijn richting stak. Ik voelde mij op dat moment enorm bedreigd en was doodsbang om neergestoken te worden door deze man. Ik zag dat de man met het mes naar een van mijn vrienden toe liep, genaamd [betrokkene 2]. Ik zag dat de man het mes op de keel van [betrokkene 2] zette.
2. een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL2521 2011015504-3, d.d. 3 maart 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van aangever [betrokkene 2]:
Ik zit op [A] te Lelystad. Op 2 maart 2011 was ik op school. Omstreeks 13:30 uur zaten we met een paar vrienden te praten in de aula. Ik hoorde plotseling lawaai achter mij. Ik zag twee mannen lopen en daarachter een vrouw. Ik hoorde dat de mannen riepen "Wie is [betrokkene 1]?". Ik zag dat de drie personen naar [betrokkene 1] toe liepen. Ik hoorde de vrouw zeggen: "Jij kleine viezerik he, kom dan ga ik je in elkaar slaan". Ik zag dat een van de mannen [betrokkene 1] met een gebalde vuist sloeg. Ik zag dat hij [betrokkene 1] op de borst raakte. Ik zag dat de tweede man ook bij [betrokkene 1] stond. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een opgevouwen mes had. Op een bepaald moment zag ik dat de tweede man in onze richting kwam lopen. Ik zag dat hij met een handbeweging het mes opende. Ik zag dat hij dit mes in onze richting hield. Ik zag dat hij met dit mes zwaaiende bewegingen maakte. Ik zag dat de man al zwaaiend met het mes voor ons stond. Ik zag dat hij met dit mes voor mij bleef staan. Ik zag dat hij dit mes ter hoogte van mijn keel stil hield. Op het moment dat hij met dit mes ter hoogte van mijn keel zat, voelde ik mij heel bang. Ik had de jongen binnen zien komen en gelet op de agressie welke de jongen had, sloot ik niet uit dat hij het mes ook zou kunnen gaan gebruiken. Ik was op dat moment erg bang dat ik gestoken zou worden.
3. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL2521 2011015504-6, d.d. 15 maart 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [betrokkene 4]:
Op 2 maart 2011 was ik aan het werk als toezichthouder op de school [A] te Lelystad. Omstreeks 14:00 uur zag ik in de aula een aantal jongeren zitten waaronder [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. Ik hoorde geschreeuw en zag twee jongens en een vrouw de aula in lopen. Ik hoorde de beide jongens zeggen: "We gaan je een lesje leren". Ik zag dat de jongens en de vrouw naar [betrokkene 1] toeliepen. Ik zag en hoorde dat deze jongens [betrokkene 1] een lesje wilden leren. Ik zag dat de jongens boos waren en opgefokt.
Ik ben direct naar [betrokkene 1] gekomen om ervoor te zorgen dat er geen vechtpartij in de school zou komen. Ik kwam tussen [betrokkene 1] en de jongens in te staan, maar de jongens liepen gewoon langs mij heen. Ik kon niet voorkomen dat [betrokkene 1] klappen kreeg. Ik zag dat [betrokkene 1] klappen kreeg. Ik zag dat een van hen een mes uit zijn broekzak haalde. Ik zag dat het een vouwmes was. Ik zag dat hij het mes openvouwde en met de scherpe punt richting [betrokkene 1] wees. Ik hoorde de persoon schreeuwen naar andere leerlingen, waaronder [betrokkene 2]. Ik zag dat [betrokkene 2] bleef staan. De persoon met het mes liep naar [betrokkene 2] toe.
4. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL2521 2011015504-7, d.d. 7 april 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [betrokkene 5]:
Ik zit op [A]. Ik zat samen met [betrokkene 2] in de aula. Ik zag dat [betrokkene 1] op het podium zat aan een tafel. Ik hoorde lawaai en zag twee jongens en een meisje binnen komen. Ik hoorde dat er geroepen werd: "Wie is [betrokkene 1]". Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: "Dat ben ik". Dan lopen de drie direct op [betrokkene 1] af. De mannen liepen voorop. Toen ze bij [betrokkene 1] waren zag ik dat er slaande bewegingen werden gemaakt door de twee mannen.
Ineens zag ik dat een van de mannen een mes uit zijn zak haalde. Ik zag dat hij een stekende beweging maakte richting de buik van [betrokkene 1]. Ik zag dat die man met dat mes op ons af kwam. Ik zag dat hij dat mes bij [betrokkene 2] op zijn keel zette.
5. een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL2522 2011015504-10, d.d. 3 mei 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [medeverdachte]:
Ik ben met [verdachte] en [betrokkene 3] naar de [A] school gegaan. In de school wees mijn zus de jongen aan die haar al het hele schooljaar lastigviel. We zijn naar die jongen toegelopen. Ik was boos. De conciërge kwam ons kalmeren. We hebben geduwd.
6. de verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van het hof van 30 oktober 2015, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik kan me het voorval op de school van mijn zusje nog goed herinneren. Wij zijn toen op weg gegaan naar haar school. We waren met z'n drieën. Onze oudere zus was er ook bij. Ons jongere zusje wees de betreffende jongen aan.
Ik had mijn autosleutels in mijn hand en wees daarmee, dat hij niet aan mijn zusje moest zitten. Ik heb misschien iets gezegd en met de sleutels in mijn hand gebaren gemaakt. Er is wel geduwd en ik heb ook geduwd. De conciërge, [betrokkene 4], stond tussen ons in.
Het klopt wel dat we verbaal wat dreigend waren in de trant van dat ze met hun poten van onze zus moesten afblijven. Toen de conciërge tussenbeide kwam, heb ik geduwd.
Ik ben de kleinste van ons tweeën.
We kwamen de school binnen en onze zus zei "Dat is hem" en toen gebeurde het. Ik had niet boos moeten zijn."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het in de bewezenverklaring vermelde geweld 'openlijk' is gepleegd.
3.2.
Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof vastgesteld dat het geweld tegen personen zoals vermeld in de bewezenverklaring heeft plaatsgevonden in de aula van een school. Het kennelijk op deze vaststelling gebaseerde oordeel van het Hof dat sprake is van "openlijk" geweld in de zin van art. 141 Sr, is niet toereikend gemotiveerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Hof in het midden heeft gelaten in hoeverre de desbetreffende ruimte in het schoolgebouw ten tijde van het tenlastegelegde toegankelijk was voor personen die al dan niet in een relatie stonden tot de onderwijsinstelling, zodat het kennelijke oordeel van het Hof dat in het onderhavige geval de openbare orde is aangerand, niet zonder meer begrijpelijk is.
3.3.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 januari 2018.