ECLI:NL:HR:2018:2039

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
18/01138
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 18/01138. Het beroep was ingesteld door een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2018, waarin verzet werd gedaan tegen eerdere uitspraken van 30 oktober 2017 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2014 en 2015. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald. De griffier had de indiener op 21 april 2018 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld, welke termijn op 21 mei 2018 eindigde. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier de indiener op 25 mei 2018 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. De indiener heeft echter niet gereageerd, en zijn beroep op betalingsonmacht werd als te laat beschouwd. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

2 november 2018
Nr. 18/01138
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie, ingediend door
[A]te
[Q], tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 5 februari 2018, nrs. HAA 17/3316 en 17/3317 V, op verzet van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank van 30 oktober 2017 betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift in cassatie (hierna: de indiener) bij aangetekende brief van 21 april 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Die termijn eindigde op 21 mei 2018. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener bij brief van 25 mei 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald.
De indiener heeft niet op deze brief gereageerd. Hetgeen de indiener in zijn brief van 22 mei 2018 - ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 25 mei 2018 - aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat de indiener niet in verzuim is geweest. Voor zover die brief als een beroep op betalingsonmacht ten aanzien van het verschuldigde griffierecht dient te worden gezien, moet dat beroep als te laat gedaan buiten beschouwing blijven (zie HR 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, onderdeel 2.3.5).
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018.