ECLI:NL:HR:2004:AR3043
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van vertegenwoordiger van rechtspersoon in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1972 en wonende te Sliedrecht, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd, en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van vijftig uren. De vordering van de benadeelde partij, een rechtspersoon, werd toegewezen door het Hof, wat leidde tot het cassatieberoep van de verdachte. De advocaat van de verdachte, mr. G.E.M. van der Gun, stelde dat het voegingsformulier niet correct was ondertekend door een gemachtigde, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou zijn in haar vordering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het verweer niet onbegrijpelijk had opgevat en dat de vertegenwoordiger van de rechtspersoon, [betrokkene 1], als vestigingsmanager optrad, waardoor geen bijzondere volmacht vereist was. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde en verwierp het beroep, zonder dat er grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.