ECLI:NL:HR:2018:1918

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
18/02142
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de beroepstermijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie van een belanghebbende uit Marokko, die in beroep ging tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De Centrale Raad had op 7 maart 2018 uitspraak gedaan, en een afschrift daarvan was op 16 maart 2018 aan de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie is echter pas op 8 mei 2018 bij de Hoge Raad ingediend, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de termijn eindigde op 30 april 2018, en dat het beroepschrift dus niet tijdig was ingediend volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 26 juli 2018 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar de belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12 oktober 2018
Nr. 18/02142
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko, domicilie gekozen hebbende te [Q], (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 7 maart 2018, nr. 16/6366 AOW, betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Centrale Raad op de uitspraak van de Centrale Raad gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 16 maart 2018.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 8 mei 2018 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 30 april 2018. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 juli 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven domicilieadres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2018.