Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gewezen op 20 januari 2017. De verdachte, geboren in 1963, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat betrekking heeft op een strafzaak met nummer 20/001443-16. De advocaat van de verdachte, J.J.J. van Rijsbergen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De kern van het cassatiemiddel is dat het Hof in strijd met artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) slechts heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het Hof heeft in zijn uitspraak vermeld dat het arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Volgens de wet dient de beraadslaging in hoger beroep echter te geschieden op basis van zowel het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep als het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van die zittingen.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsregel bestaat die een hof verplicht om expliciet in zijn arrest te vermelden dat het heeft beraadslaagd op basis van zowel het onderzoek in hoger beroep als dat in eerste aanleg. Het middel faalt om deze reden. De Hoge Raad merkt op dat een klacht als deze in voorkomende gevallen kan worden afgedaan met toepassing van artikel 81, eerste lid, RO of artikel 80a RO. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep op 9 oktober 2018.