ECLI:NL:HR:2018:1795

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
18/00441
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake omzetbelasting en teruggaafbeschikking door Stichting [X]

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door Stichting [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over een door belanghebbende voldaan bedrag aan omzetbelasting voor het tijdvak van 1 augustus 2015 tot en met 31 augustus 2015, evenals een teruggaafbeschikking inzake omzetbelasting over het tijdvak van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 19 december 2017, had betrekking op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag.

Belanghebbende heeft in cassatie twee middelen aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de aangevoerde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2018.

Uitspraak

28 september 2018
Nr. 18/00441
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 19 december 2017, nr. BK‑17/00619, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/4500) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 augustus 2015 tot en met 31 augustus 2015 en de ten aanzien van belanghebbende gegeven teruggaafbeschikking inzake omzetbelasting over het tijdvak 1 september 2015 tot en met 30 september 2015.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2018.