ECLI:NL:HR:2018:1781

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
17/04237
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van een koopoptie en de aard van het vorderingsrecht

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de erven van een overleden persoon tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad behandelt de kwestie van de overdracht van een koopoptie en de vraag of de aard van het vorderingsrecht zich verzet tegen deze overdracht, zoals geregeld in artikel 3:83 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De erven hebben eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof, hun zaak gepresenteerd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en het arrest van het hof, dat aan het huidige arrest is gehecht.

De advocaat van de erven, mr. J.H.M. van Swaaij, heeft het cassatieberoep toegelicht. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de erven in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op nihil. Het arrest is uitgesproken op 28 september 2018 door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

28 september 2018
Eerste Kamer
17/04237
EE/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de erven] ,
van wie de executeur-testamentair woonplaats heeft gekozen te Utrecht ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
1. [verweerster 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [verweerster 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de erven en [verweerster] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 3488581 MC EXPL 14-12270 van de rechtbank Midden-Nederland van 31 december 2014 en 1 april 2015;
b. het arrest in de zaak 200.172.614/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben de erven beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor de erven toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de erven in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
28 september 2018.