ECLI:NL:HR:2018:1773

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
17/00452
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal van een aanhangwagen met bewijsvoering en rechtsopvatting over mededelingen van de raadsman

In deze zaak gaat het om de verdachte die samen met zijn zus beschuldigd wordt van het medeplegen van diefstal van een aanhangwagen. De diefstal vond plaats op 31 oktober 2015 in Borculo, waar de aanhangwagen, die toebehoorde aan [betrokkene 1], werd weggenomen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had in zijn uitspraak de verklaring van de verdachte als een kennelijke leugen aangemerkt, omdat hij had verklaard dat de verlichting van de aanhangwagen nog werkte toen hij vertrok. Het Hof oordeelde dat deze verklaring bedoeld was om de waarheid te verhullen, en dat de mededeling van de raadsman, die stelde dat het de eigen aanhangwagen van de verdachte betrof, als wettig bewijs kon worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting onjuist was, en dat de verklaring van de verdachte niet als bewijs kon dienen. Ondanks deze onjuistheid leidde dit niet tot cassatie, omdat de bewezenverklaring ook zonder deze mededeling voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad verwierp het beroep op 25 september 2018.

Uitspraak

25 september 2018
Strafkamer
nr. S 17/00452
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 december 2016, nummer 21/000329-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K. Kok, advocaat te Zwolle, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof in de bewijsvoering ten onrechte acht heeft geslagen op hetgeen door de raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht met betrekking tot een mededeling die door de verdachte aan zijn raadsman is gedaan.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 31 oktober 2015 te Borculo, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen en een springkussen en een opblaasapparaat en/of een of meerdere dekzeil(en) en/of een of meerdere parasolvoet(en) en een haspel, toebehorend aan [betrokkene 1] ."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 5-6 van het proces-verbaal, genummerd PL0600-2015530723) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Bij mijn woning aan de [a-straat 1] te Borculo stond afgelopen nacht een aanhangwagen op de oprit van de woning. De aanhangwagen stond gekoppeld achter mijn bedrijfsauto en stond strak tegen een schutting aan. Ik heb nog gezien dat de aanhangwagen afgelopen nacht, zaterdag 31 oktober 2015 omstreeks 01:00 uur, op de oprit stond. Ik ben op de bank in slaap gevallen afgelopen nacht en heb niets bijzonders gehoord. Ik werd vanmorgen omstreeks 08:00 uur wakker en toen zag ik dat de aanhangwagen was weggenomen, inclusief inhoud.
In de aanhangwagen lagen een springkussen, een opblaasapparaat, wat dekzeilen en enkele parasolvoeten. Ik kan de aanhangwagen als volgt omschrijven: grijs van kleur, smerig, enkelassig, voorzien van een huif, afmeting 300 bij 120 centimeter. De aanhangwagen was niet voorzien van een kentekenplaat. Opvallend aan deze aanhangwagen is dat aan de binnenzijde van het dak diverse kunststof schrootjes zaten. Deze zaten daar zodat het dak niet door kon buigen. Op het zeil bij het reservewiel bij de dissel zit een bobbel. Dit komt omdat het zeil daar niet helemaal goed achter past. De verlichting van een van de achterkanten deed het niet.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
U toont mij de aanhangwagen die door de politie afgelopen nacht is aangetroffen. Ik herken deze aanhangwagen als zijnde mijn eigendom.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 12-14 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2015530631) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland:
Op zaterdag 31 oktober 2015 omstreeks 04:45 uur stond ik met mijn collega [verbalisant 3] met een opvallend dienstvoertuig op de parallelweg die naast de Ruurloseweg, N315, ligt. Het was die nacht erg mistig en donker. Vanuit de richting Ruurlo kwam een personenauto met aanhangwagen gereden. Deze reed in de richting van Borculo. Terwijl het voertuig ons passeerde viel het mij onmiddellijk op dat de aanhangwagen geen verlichting voerde. Ik hoorde dat mijn collega hetzelfde bemerkte en dat zei. Wij besloten om ten aanzien van het betreffende voertuig en aanhangwagen ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 een verkeerscontrole uit te voeren.
Ik zag dat de personenauto een Opel Corsa met kenteken [AA-00-BB] betrof. Op de aanhangwagen zat een witte kentekenplaat met kenteken [AA-00-BB] . Terwijl wij achter het voertuig reden, heb ik het kenteken bevraagd in de politie-informatiesystemen. Ik zag dat de tenaamgestelde van het kenteken uit Deventer kwam. Nadat wij de bestuurder een stopteken hadden gegeven, ben ik uitgestapt en heb ik de bestuurder benaderd. Gezien het tijdstip en de woonplaats van de tenaamgestelde vroeg ik de bestuurder waar hij zo laat nog vandaan kwam. De bestuurder zei dat hij daarop geen antwoord wenste te geven. Desgevraagd toonde de bestuurder mij zijn rijbewijs. Ik zag dat de bestuurder betrof:
[verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] .
Wonende te: [woonplaats] .
Nadat de bestuurder was aangezegd dat hij werd staande gehouden vanwege het feit dat de verlichting van de aanhangwagen in het geheel niet werkte, liep verbalisant [verbalisant 3] naar de stekker aan de voorzijde van de aanhangwagen en aan de stekker zat die in de het daarvoor bestemde contact zat. Nadat hij deze had aangedrukt, werkte de verlichting van de aanhangwagen nog steeds niet. Er brandde op dat moment aan de rechterzijde één rode of oranjekleurige lamp. Deze lamp straalde echter minimaal licht uit. Wij hebben de bestuurder proces-verbaal aangezegd voor het niet voeren van verlichting op de aanhangwagen en het veroorzaken van gevaar. Nadat ik [verdachte] had aangezegd dat hij niet tot antwoorden verplicht was, vroeg ik hem wat de reden was dat hij met de aanhangwagen reed zonder dat deze verlicht was. Ik hoorde dat hij antwoordde: "Ik wist niet dat die kapot was. De verlichting deed het nog toen ik wegging." Desgevraagd gaf hij aan geen antwoord te willen geven op de vraag van waar hij was vertrokken.
Ik zag en hoorde dat de vrouwelijke passagier en verdachte [verdachte] samen probeerden om de verlichting te repareren. Ik hoorde dat zij niet het juiste gereedschap hadden om dit uit te voeren. Daarop heb ik besloten om, voor onderzoek en in het kader van de verkeersveiligheid, de aanhangwagen uit het verkeer te nemen. We hebben de aanhangwagen ter plaatse afgekoppeld en naar het politiebureau in Borculo gebracht.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 15-17 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2015530631) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 3] , agent van politie Eenheid
Oost-Nederland:
Ik liep naar de achterzijde van de auto en zag dat de stekker van de aanhangwagen wel aangesloten zat aan de auto. Ik drukte de stekker iets steviger vast en liep daarna naar de bestuurderszijde van de auto. Ik vertelde de bestuurder dat de verlichting van de aanhangwagen in zijn geheel niet werkte. Ik vroeg aan de bestuurder de motor weer te starten, de verlichting aan te zetten, uit te stappen en even aan de achterzijde van de aanhangwagen te komen kijken. Hier voldeed de bestuurder aan.
Ik zag dat er op de bijrijdersstoel een jonge dame zat met blond haar.
Ik hoorde de bestuurder zeggen dat hij bij vertrekt had gecontroleerd of verlichting het deed en dat het toen nog functioneerde.
Ik vroeg de vrouwelijke inzittende om mij een identiteitsbewijs te overhandigen. Ik zag dat de vrouw was genaamd:
[medeverdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats]
Wonende te: [woonplaats] .
Op zaterdag 31 oktober 2015 omstreeks 22:30 uur was ik weer in dienst en aanwezig in het politiebureau te Borculo. Ik hoorde van collega [verbalisant 2] dat er die ochtend een aantal uren na het einde van onze dienst aangifte was gedaan van diefstal van onder meer een aanhangwagen die voldeed aan de omschrijving van de aanhangwagen die wij uit het verkeer hadden genomen.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 7 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2015530723) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 5] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland:
Op zaterdag 31 oktober 2015 waren wij, verbalisanten, belast met de incidentenafhandeling in de gemeente Berkelland. Omstreeks 07:10 uur kregen wij van de meldkamer de melding dat er diverse goederen waren aangetroffen op de Spoordijk in Borculo. Wij begaven ons ter plaatse en troffen op de Spoordijk, buiten de bebouwde kom, in de berm diverse goederen aan. Hier lagen onder andere een springkussen, een opblaasapparaat, een grote haspel, diverse parasolvoeten en stukken blauw afdekzeil.
Aan het politiebureau in Borculo staat sinds zaterdag 31 oktober 2015 omstreeks 06:00 uur een aanhangwagen gestald. Deze aanhangwagen was door de collega's rijdend aangetroffen, echter zonder verlichting. Wij, verbalisanten, zagen dat in de betreffende aanhangwagen een rood stuk zeil lag. Wij hadden het vermoeden dat dit stuk zeil overeenkomstig het stuk zeil van het springkussen was.
Omstreeks 10:13 uur verscheen aan het politiebureau in Borculo de eigenaar van de betreffende aanhangwagen. Dit betrof [betrokkene 1] . Hij deed aangifte van diefstal van zijn aanhangwagen met daarin een springkussen, een opblaasapparaat, een haspel, dekzeilen en drie parasolvoeten.
De goederen die door ons eerder vandaag waren aangetroffen aan de Spoordijk, zijn teruggegeven aan aangever [betrokkene 1] (hof: kennelijk bedoeld [betrokkene 1] )."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat de aanhangwagen de bewuste nacht omstreeks 01:00 nog op het erf van aangever stond. In de aanhangwagen lagen een springkussen, een opblaasapparaat, wat dekzeilen en enkele parasolvoeten. Kenmerkend aan de aanhangwagen was onder meer, zo verklaart aangever, dat de verlichting aan de achterzijde niet naar behoren werkte.
Omstreeks 04:50 uur, werden verdachte en zijn zus (hierna te noemen: medeverdachte) staande gehouden door de politie omdat de aanhangwagen die zij achter hun voertuig hadden geen goede verlichting voerde.
Naar het oordeel van het hof staat op basis van de bewijsmiddelen vast dat de aanhangwagen op enig onbekend tijdstip tussen 01:00 uur (tijdstip waarop aangever de aanhangwagen nog had gezien) en 04:50 uur (tijdstip staandehouding van verdachten door de politie) is weggenomen.
De verklaring van verdachte dat de verlichting nog gewoon werkte toen hij wegging, is naar het oordeel van het hof op grond van het navolgende een kennelijke leugen om de waarheid te verhullen.
Immers, die verklaring heeft kennelijk de strekking de toehoorder/lezer, onder wie het hof, ervan te overtuigen dat het verdachtes eigen aanhangwagen was, dan wel in ieder geval een aanhangwagen die hij met toestemming mocht gebruiken. Bij zijn oordeel dat de verklaring van verdachte een kennelijke leugen is, betrekt het hof ook dat namens verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht dat verdachte hem heeft meegedeeld dat het zijn, verdachtes, eigen aanhangwagen betrof.
De verklaring van verdachte wordt verder weerlegd door de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van aangever dat de verlichting aan de achterzijde al niet werkte op het moment dat de aanhangwagen bij hem werd weggenomen en welke aanhangwagen ook door aangever als de zijne werd herkend.
Voorts overweegt het hof nog het volgende.
Verdachte is samen met medeverdachte aangetroffen met de aanhangwagen. Verdachte heeft zich bij elk verhoor terzake het feit waarvan hij en zijn medeverdachte verdacht werden en op elke zitting, beroepen op zijn zwijgrecht, terwijl het bewijs en de omstandigheden waarin hij en de medeverdachte werden aangetroffen en het verwijt dat hun wordt gemaakt, om uitleg schreeuwt. (EHRM, 08-02-1996, NJ 1996, 725; Murray vs. UK). Gelet op het voorgaande, het tijdsverloop en het niet geven van een aannemelijke verklaring voor het onder zich hebben van de aanhangwagen, kan het navolgende wettig en overtuigend worden bewezen."
2.3.
In zijn hiervoor onder 2.2.3 weergegeven bewijsoverweging heeft het Hof geoordeeld dat de verklaring van de verdachte omtrent de werking van de verlichting toen hij wegging, een kennelijke leugen was om de waarheid te verhullen, waarbij het heeft betrokken "dat namens verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht dat verdachte hem heeft meegedeeld dat het zijn, verdachtes, eigen aanhangwagen betrof". Daarin ligt als rechtsopvatting van het Hof besloten dat een door de raadsman ter terechtzitting gedane mededeling kan worden aangemerkt als een wettig bewijsmiddel als bedoeld in art. 339, eerste lid, Sv en derhalve voor het bewijs kan worden gebezigd. Die opvatting is onjuist (vgl. HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2649, NJ 2017/197), nog daargelaten dat - naar volgt uit HR 24 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2897, NJ 2005/369 - het oordeel van de rechter, inhoudende dat een verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen, geen grondslag kan vinden in verklaringen van personen omtrent hetgeen de verdachte aan hen heeft medegedeeld.
2.4.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld. Dat behoeft evenwel bij gebrek aan belang niet tot cassatie te leiden, nu de bewezenverklaring ook met weglating van het onderdeel in de nadere bewijsoverweging over de mededeling van de raadsman en de door het Hof als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaring van de verdachte toereikend is gemotiveerd.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 september 2018.