ECLI:NL:HR:2018:1662

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
18/01390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 20 februari 2018, waarin het Hof de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Nederland heeft behandeld. Deze eerdere uitspraken betroffen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende waren opgelegd over de jaren 2008 tot en met 2011, alsook de beschikkingen inzake heffingsrente.

Belanghebbende heeft in cassatie een middel aangevoerd, waarop de Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd met een verweerschrift. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad het middel beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

14 september 2018
Nr. 18/01390
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 20 februari 2018, nrs. 16/01487 tot en met 16/01490, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Nederland (nrs. LEE 15/2836 tot en met 15/2839) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2011 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.