Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1983, had haar twee minderjarige dochters onttrokken aan het toezicht van Stichting Bureau Jeugdzorg. De zaak draait om de uitleg van het begrip 'onttrekken' zoals bedoeld in artikel 279, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had in de periode van 6 juni 2012 tot 2 januari 2013 haar kinderen, die onder toezicht stonden van de kinderrechter, naar Spanje gebracht zonder de betrokken instanties hiervan op de hoogte te stellen. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een verdachte zich slechts schuldig kan maken aan 'onttrekken' indien er een schriftelijke aanwijzing van de stichting is, onjuist is. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte op de hoogte was van de ondertoezichtstelling en dat zij niet zonder toestemming met de kinderen naar het buitenland mocht vertrekken. Het hof had terecht geoordeeld dat de verdachte het toezicht van Jeugdzorg had bemoeilijkt door geen informatie te verschaffen over de verblijfplaats van de kinderen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand bleef.