Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 26 januari 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1985, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, A.W. Syrier, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 11 september 2018 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.