Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
4 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 mei 2017, waarin de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van woningovervallen en wederrechtelijke vrijheidsberovingen in Rotterdam en Rijswijk, alsook voor vuurwapenbezit en het medeplegen van het afleveren van 17 kilo hennepafval. De verdachte heeft zijn beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat N. Bertrand, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 4 september 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
De zaak heeft betrekking op ernstige strafbare feiten, waaronder woningovervallen en het bezit van vuurwapens, en de Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bevestigd.