ECLI:NL:GHDHA:2017:1344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
2200087515
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake woningovervallen en afpersing met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van meerdere woningovervallen en afpersingen, waarbij geweld is gebruikt. De feiten zijn gepleegd in de periode van 2012 tot 2017, met name in Rotterdam en Rijswijk. De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van slachtoffers, het gebruik van vuurwapens en het dreigen met geweld. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de rol van de verdachte in de overvallen in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar en 10 maanden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000875-15
Parketnummers: 09-754248-11 en 09-765011-14
Datum uitspraak: 15 mei 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd [detentieadres].
1.Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 8 maart, 24 en 26 oktober 2016 en 4, 5, 10, 11, 13 april en 1 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2.Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 5 en 6 (Zaaksdossier [III]) ten laste gelegde en ter zake van het onder 8 (Zaaksdossier Kempenbaan) ten laste gelegde vrijgesproken. Ter zake van het onder 1, 2 (Zaaksdossier [I]) 3, 4 (Zaaksdossier [II]), 7 (Zaaksdossier [IV]) en 9 (Zaaksdossier [V]) ten laste gelegde is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen, één en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
3. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens de akte instellen van het rechtsmiddel van 9 maart 2015 alleen gericht tegen de vrijspraken van het in de zaak met parketnummer 09/765011-14 onder 1 en 2 (Zaaksdossier [III]) ten laste gelegde.
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens de akte instellen van het rechtsmiddel van 24 februari 2015
nietgericht tegen de vrijspraken van het in de zaak met parketnummer 09/765011-14 onder 1 en 2 (Zaaksdossier [III]) en 4 (Zaaksdossier Kempenbaan) ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.

4.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen - bij een tweetal inleidende dagvaardingen, onder de parketnummers 09-754248-11 en 09-765011-14, waarvan de feiten nu de zaken in eerste aanleg zijn gevoegd door het hof zijn doorgenummerd, ten laste gelegd dat:
ZAAKSDOSSIER [I]1.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid sieraden en/of (merk)horloges, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [I] 193B aldaar), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden en/of (merk) horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het gekleed in het zwart en/of bedekt met bivakmuts de woning van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] onverhoeds binnen dringen en/of
- het springen op de rug van die [Slachtoffer 2] en/of (vervolgens) het duwen van die [Slachtoffer 2] op de grond en/of (vervolgens) het duwen van die [Slachtoffer 2] in de rug en/of het (hardhandig) achterop het hoofd duwen en/of
- het van achteren vastpakken en/of vasthouden van die [Slachtoffer 1] en/of
- het houden van een hand voor de mond van die [Slachtoffer 1] en/of
- meermalen tegen die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] zeggen dat ze niet mochten bewegen en/of niet met elkaar mochten praten en/of op hun knieën moesten
zitten en/of de alarmcode moesten afgeven en/of de mobiele telefoons moesten inleveren en/of
- aan die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of hun kind(eren) meermalen een of meer vuurwapens tonen en/of
- het vastbinden van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] aan handen en/of enkels met tie-ribs en/of
- het duwen van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] op hun bed en/of (vervolgens) vastbinden van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] met tie-ribs en/of
- het harder aantrekken van de tie-ribs bij die [Slachtoffer 2] en/of
- het opsluiten van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] in hun slaapkamer (gescheiden van hun kinderen) en/of
- het tegen die [Slachtoffer 1] zeggen dat ze over een paar dagen terug zouden komen voor het geld;

2.

hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1]en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- gekleed in het zwart en/of bedekt met bivakmuts de woning van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] onverhoeds binnengedrongen en/of
- op de rug van die [Slachtoffer 2] gesprongen en/of (vervolgens) die [Slachtoffer 2] op de grond geduwd en/of (vervolgens) die [Slachtoffer 2] in de rug geduwd en/of (hardhandig) achterop het hoofd geduwd en/of
- die [Slachtoffer 1] van achteren vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- een hand voor de mond van die [Slachtoffer 1] gehouden en/of
- meermalen tegen die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] gezegd dat ze niet mochten bewegen en/of niet met elkaar mochten praten en/of op hun knieën moesten zitten en/of de alarmcode moesten afgeven en/of de mobiele telefoons moesten inleveren en/of
- aan die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of hun kind(eren) meermalen een of meer vuurwapens getoond en/of
- die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] aan handen en/of enkels met tie-ribs vastgebonden en/of
- die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] op hun bed geduwd en/of (vervolgens) die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] met tie-ribs vastgebonden en/of
- ( vervolgens) de tie-ribs bij die [Slachtoffer 2]harder aangetrokken en/of
- die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] opgesloten in hun slaapkamer (gescheiden van hun kinderen) en/of
- gedurende een duur van ongeveer twee uur (22.30u tot 00.20u) in de woning en/of in de directe nabijheid van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of (diens) kinderen gebleven;
ZAAKSDOSSIER [II]
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [II] 21A aldaar), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een groot geldbedrag en/of een groot aantal (merk)horloge(s) en/of sieraden en/of
pennen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag en/of horloge(s) en/of sieraden en/of pennen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een haak van een
(slaapkamer)raam verbroken en/of (vervolgens) zijn verdachte en/of zijn mededader(s) door een (slaapkamer)raam voornoemde woning binnengeklommen,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [II] 21A aldaar), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een groot geldbedrag en/of een groot aantal (merk) horloge(s) en/of sieraden en/of pennen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag en/of horloge(s) en/of sieraden en/of pennen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een haak van een (slaapkamer)raam verbroken en/of (vervolgens) zijn verdachte en/of zijn mededader(s) door een (slaapkamer)raam voornoemde woning binnengeklommen en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het gekleed in het zwart en/of bedekt met bivakmuts de kelder, althans de woning van die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]onverhoeds binnendringen en/of
- het dreigend tonen van een of meer vuurwapen(s) en/of kogels en/of mes(sen) aan die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]en/of
- het onder schot houden van die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]met een of meer vuurwapen(s) en/of mes(sen) en/of
- die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]op de grond laten liggen en/of laten zitten en/of de handen op hun rug laten houden en/of
- het vastbinden van de handen van die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]met tie-ribs en/of
- het zwaaien met een mes voor het gezicht van die [Slachtoffer 6]en/of
- het vasthouden van die [Slachtoffer 6]bij haar badjas en/of
- dreigend zeggentegen die [Slachtoffer 6]: "Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis, wordt hij heel boos. Niet liegen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- het spugen in de haren van die [Slachtoffer 6];
SUBSIDIAIR,indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 maart 2012 tot en met 16 november 2012 te Rijswijk en/of te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland en/of te België en/of te Frankrijk en/of te Spanje en/of te Marokko de gehele buit (afkomstig van de overval op 22/23 maart 2012 op familie [Slachtoffer 5]/[Slachtoffer 6]) of een deel van de buit (afkomstig van de overval op 22/23 maart op familie [Slachtoffer 5]/[Slachtoffer 6]), te weten een groot geldbedrag en/of een groot aantal (merk)horloges en/of sieraden en/of pennen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde geldbedrag en/of horloges en/of sieraden en/of pennen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

4.

hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- gekleed in het zwart en/of bedekt met bivakmuts de kelder, althans de woning van die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]onverhoeds binnengedrongen en/of
- dreigend een of meer vuurwapen(s) en/of kogels en/of mes(sen) aan die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6]getoond en/of
- die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6] met een of meer vuurwapen(s) en/of mes(sen) onder het schot gehouden en/of
- die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6] op de grond laten liggen en/of laten zitten en/of de handen op hun rug laten houden en/of
- de handen van die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6] met tie-ribs vastgebonden en/of
- met een mes voor het gezicht van die [Slachtoffer 6] gezwaaid en/of
- die [Slachtoffer 6] bij haar badjas vastgehouden en/of
- dreigend tegen die [Slachtoffer 6] gezegd: "Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis, wordt hij heel boos. Niet liegen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- die [Slachtoffer 6] in haar haren gespuugd
- gedurende een duur van ongeveer twee uur (23.00u tot 01.02u) in de woning en/of in de directe nabijheid van die [Slachtoffer 5] en/of [Slachtoffer 6] gebleven;
ZAAKSDOSSIER [III]
5.hij in of omstreeks de periode van 5 november 2012 tot en met 6 november 2012 te Honselersdijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [III] 59 aldaar), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 7]en/of [Slachtoffer 8] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag (van ongeveer 23.035 euro, althans een groot geldbedrag) en/of
- 14, althans een of meer siera(a)d(en) en/of
- twee, althans een of meer horloge(s) (te weten: gouden dameshorloge en/of doublet dameshorloge), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag en/of siera(a)d(en) en/of horloge(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meer schroevendraaier(s) de binnendeur van de woning open gemaakt,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2012 tot en met 6 november 2012 te Honselersdijk, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan of bij de [III] 59 aldaar), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (van ongeveer 23.035 euro, althans een groot geldbedrag) en/of
- 14, althans een of meer siera(a)d(en) en/of
- twee, althans een of meer horloge(s) (te weten: gouden dameshorloge en/of doublet dameshorloge), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 7]en/of [Slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag en/of siera(a)d(en) en/of horloge(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meer schroevendraaier(s) de binnendeur van de woning open gemaakt, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het gekleed in het zwart en/of bedekt met een bivakmuts/zwarte doek de woning van die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] (onverhoeds) binnendringen en/of
- het (onverhoeds) van achteren beetpakken van die [Slachtoffer ] (op zijn erf) en/of het (vervolgens) tegen de grond werken van die [Slachtoffer 7] en/of
- het bij de nek naar achteren trekken van die [Slachtoffer 7] en/of het bij zijn keel grijpen van die [Slachtoffer 7] en/of het snoeren van de mond van die [Slachtoffer 7] en/of
- het onder schot houden van die [Slachtoffer 7] met een vuurwapen en/of
- ( daarbij) dreigend zeggen: "Je hebt een kluis, je hebt geld, meewerken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het geven van een klap tegen/op de neus van die [Slachtoffer 7] en/of
- het dreigend tonen van een of meer vuurwapen(s) en/of een of meer mes(sen) aan die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] en/of
- het vastbinden van die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] met tie-ribs en/of broekriem en/of
- het opsluiten van die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] in de badkamer;
SUBSIDIAIR,indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2012 tot en met 6 november 2012 te Honselersdijk, gemeente Westland en/of te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf afpersing (art. 317 Wetboek van Strafrecht) en/of van het misdrijf diefstal door middel van braak of verbreking, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren (art. 312 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen bestemd tot het begaan van die/dat misdrijven/misdrijf heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, te weten een auto en/of een hoeveelheid tiewraps en/of één of meer schroevendraaiers en/of een ‘tarbosh’ in elk geval een of meer muts(en) en/of een of meer bivakmuts(en) en/of zwarte handschoenen en/of donkere kleding met een capuchon en/of een “gun”, in elk geval een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
6.
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2012 tot en met 6 november 2012 te Honselersdijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer 7]en/of [Slachtoffer 8] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- gekleed in het zwart en/of bedekt met een bivakmuts/zwarte doek de woning van die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] onverhoeds binnengedrongen en/of
- die [Slachtoffer 8] op de bank vastgebonden met tieraps en/of
- die [Slachtoffer 7] (op zijn erf) (onverhoeds) van achteren beetgepakt en/of (vervolgens) tegen de grond gewerkt en/of - die [Slachtoffer 7] bij de nek naar achteren getrokken en/of bij zijn keel gegrepen en/of de mond gesnoerd en/of
- die [Slachtoffer 7] een klap tegen/op de neus gegeven en/of
- die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] bedreigd en/of onder schot gehouden met een of meer vuurwapen(s) en/of mes(sen) en/of
- die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] meermalen een of meer vuurwapen(s) en/of mes(sen) getoond en/of
- die [Slachtoffer 7] vastgebonden met tie-ribs en/of een broekriem en/of
- ( vervolgens) die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] opgesloten in de badkamer en/of
- gedurende een duur van ongeveer anderhalf uur (23.30u tot 00.50u) in de woning en/of in de directe nabijheid van die [Slachtoffer 7] en/of [Slachtoffer 8] gebleven;
SUBSIDIAIR,indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2012 tot en met 6 november 2012 te Honselersdijk, gemeente Westland en/of te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en/of beroofd houden (art. 282 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen bestemd tot het begaan van die/dat misdrijven/misdrijf heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, te weten een auto en/of een hoeveelheid tiewraps en/of één of meer schroevendraaiers en/of een ‘tarbosh’ in elk geval een of meer muts(en) en/of een of meer bivakmuts(en) en/of zwarte handschoenen en/of donkere kleding met een capuchon en/of een “gun”, in elk geval een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
ZAAKSDOSSIER [IV]
7.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten, een automatisch vuurwapen, (merk Agram, model 2000, kaliber 9 x 19 mm) en/of een voorwerp van categorie I, te weten een (bijbehorende) geluidsdemper en/of munitie van categorie III, te weten 42, althans een of meer patro(o)n(en) (merk Hollow Point, kaliber 9 mm Luger, merk Prvi Partizan Namenska Proizodnja) heeft overgedragen aan een of meer ander(en) en/of voorhanden heeft gehad;
ZAAKSDOSSIER [V]
8.
hij op een meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2012 tot en met 26 maart 2012 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5.Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

6.Vrijspraak

6.1
feiten 5 en 6 [III]
Tenlastelegging
Ter zake van het onder 5 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt de verdachte kort samengevat verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, ter zake van het onder het tweede cumulatief/alternatief dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal met geweld in een woning aan de [III] in Honselersdijk, al dan niet tezamen en in vereniging. Ter zake van het onder 6 primair ten laste gelegde wordt hem verweten [Slachtoffer 7] en [Slachtoffer 8] wederrechtelijk van hun vrijheid te hebben beroofd. Telkens is subsidiair aan de verdachte ten laste gelegd dat hij voor voornoemde feiten, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd.
Juridisch kader
Medeplegen
Voor medeplegen als bedoeld in artikel 47 Sr is het noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voltooien van het delict, waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte. (zie HR 16 december 2014 ECLI:NL:HR:2014:3637 en HR 25 maart 2015, ECLI:2015:718).
Voorbereidingshandelingen.
Ter zake van voorbereiding als bedoeld in art. 46 Sr zijn drie criteria geformuleerd aan de hand waarvan moet worden beoordeeld of kan worden bewezen dat een voorwerp is bestemd tot het begaan van het beoogde misdrijf:
I. Uiterlijke verschijningsvorm;
II. Het gebruik van het voorwerp;
III. Het misdadige doel dat de verdachte met dat gebruik voor ogen had.
(vgl. HR 18 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ0535 en ECLI:NL:HR:2003:AJ0517).
De Hoge Raad benadrukt vervolgens het belang van de criminele intentie van de verdachte door voorop te stellen dat de beantwoording van de vraag of de in art. 46, eerste lid, Sr vermelde middelen, afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, niet los kan worden gezien ("geabstraheerd") van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die middelen voor ogen had. (vgl. HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213)
6.2
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich bij requisitoir gemotiveerd primair op het standpunt gesteld dat de verdachte zich ter zake van beide voornoemde feiten in de hoedanigheid van medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval aan de [III] in Honselersdijk, subsidiair dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen van voornoemde overval. Hiertoe is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ter zake van het als ‘medeplegen’, ten laste gelegde:
  • De verdachte kan gelet op zijn leidende rol en omdat hij heeft gedeeld in de buit worden aangemerkt als medepleger;
  • Verdachte treft in de dagen voorafgaand aan de overval met anderen voorbereidingshandelingen, hij voert immers een telefoongesprek over een wapen, het regelen van een ‘tarbosh’ (muts) en over het vastbinden van een slager met tiewraps;
  • De dag na de overval komt het met een capuchon over zijn hoofd bij de flat aanrennen. Hij vertelt vervolgens aan [Persoon 2] dat hij een paar doezoe heeft gepakt.
Deze voorafgaande gedragingen, in combinatie met het delen in de buit van de overval, zijn van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met de uiteindelijke uitvoerders van de overval. De verdachte was de initiator en hij speelde een cruciale rol. Het feit dat niet kan worden bewezen dat hij de overval heeft uitgevoerd doet daar niet aan af.
Ter zake van het als ‘voorbereiden’, ten laste gelegde:
  • De verdachte had met het voorhanden hebben van de tiewraps, zwarte kleding met capuchon, zwarte handschoenen en ‘tarbosh’ een onmiskenbaar misdadig doel;
  • Op 5 november 2012 is de verdachte – in tijd kort voorafgaand aan het tijdstip van de overval - in het zwart gekleed en in het bezit van een ‘tarbosh’ op pad gegaan.
Gezien deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is het Openbaar Ministerie van mening dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte het niet anders kan zijn dan dat hij de tiewraps, zwarte kleding met capuchon, zwarte handschoenen en ‘tarbosh’ opzettelijk voorhanden had met het doel om daarmee een delict als bedoeld in artikel 312 dan wel artikel 317 dan wel 282 Sr voor te bereiden.
6.3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het zaakdossier [III] integraal dient te worden vrijgesproken.
6.4
Beoordeling
Op 5 november 2012 is kort na 23:30 uur een echtpaar in hun woning aan de [III] in Honselersdijk overvallen door drie gewapende mannen met bivakmuts. De overval heeft ongeveer vijf kwartier geduurd. Tijdens de overval zijn de bewoners met tiewraps vastgebonden. De buit bestond uit een geldbedrag en een aantal sieraden.
6.5
Kan de verdachte als hij niet één van de overvallers is toch worden aangemerkt als medepleger?
Het standpunt van het Openbaar Ministerie is ten opzichte van de eerste aanleg gewijzigd, nu de verdachte niet langer als uitvoerder van de overval wordt gezien. Het hof volgt het Openbaar Ministerie en de verdediging in dit standpunt.
Nu de bijdrage van de verdachte niet geleverd is in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, dient het hof vervolgens de vraag te beantwoorden of door de verdachte zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat toch van medeplegen kan worden gesproken. Met name zal moeten worden beoordeeld of en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn meerdere OVC-gesprekken tussen de verdachte en [Medeverdachte 2], alsmede tussen de verdachte en [Medeverdachte 1] en tussen de verdachte en [Persoon 2] beluisterd. Naar het oordeel van het hof roept de inhoud van deze gesprekken op zijn minst vragen op.
Zo hoort het hof in het gesprek dat de verdachte voert met [Medeverdachte 2] op
3 november 2012om 00.26.35 uur [Medeverdachte 2] aan de verdachte vragen of hij een ‘
gun, gun, gun’heeft. Hetgeen de verdediging hierover heeft opgemerkt namelijk dat er niet het woord ‘gun’ werd gezegd maar
‘jammer, jammer, jammer’, acht het hof niet aannemelijk geworden alleen al gelet op het aantal lettergrepen; waarbij het woord ‘gun’ maar een lettergreep heeft en het woord ‘jammer’ twee.
Op
dezelfde datumvoert de verdachte vervolgens een gesprek met [Persoon 2] over onder meer tiewraps. Het hof merkt daarbij op dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij woningovervallen vaker tiewraps worden gebruikt. Daar staat tegenover dat er in voornoemd gesprek gezegd wordt dat er 8 mensen zijn en dat daar 15 tiewraps nodig zijn, terwijl er tijdens de overval maar 2 mensen aanwezig waren.
Voorts voert de verdachte op
5 november 2012om 00.28.29 uur een gesprek met [Medeverdachte 1] waar hij aan [Medeverdachte 1] vraagt of hij
‘naar die osso van die uuh slagers’is geweest. Later bijna aan het eind van die dag zegt de verdachte na 22.42.21 uur, nadat de bel te horen is
‘neem even die uuuuh tarbosh (hof begrijpt: muts) regelen’.
Op 5 november 2012 wordt ten slotte waargenomen dat de verdachte ’s avonds rond 22.45 uur de woning verlaat. Op verdere opnames van 6 november 2012 tussen 10.30 en 10.36 uur is te zien dat de verdachte samen met [Persoon 2] terug komt bij zijn woning. Hierover heeft de verdachte verklaard dat hij die nacht inderdaad niet thuis is geweest maar naar een hennepkwekerij is geweest om een oogst te knippen.
Op
6 november 2012heeft de verdachte tot slot met [Persoon 2] een gesprek waarin [Persoon 2] aan de verdachte vraagt hoeveel hij heeft gepakt en waarin wordt gesproken over cash, doekoe, dat er rekeningen en boetes zijn betaald, dat er boodschappen gedaan kunnen worden en dat er geld aan de vader van de verdachte kan worden gegeven.
De door het OM gepresenteerde bewijsconstructie is slechts gebaseerd op een beperkte hoeveelheid indirect bewijs. Naar het oordeel van het hof is niet te beoordelen of sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking waarbij kan worden gezegd dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Over de invulling van relevante factoren als intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip kan in feite niets met voldoende mate van zekerheid worden gezegd. Er kan slechts over worden gespeculeerd nu concreet bewijs daarvoor in het dossier ontbreekt. Het hof is door de voorhanden wettige bewijsmiddelen er niet van overtuigd geraakt, dat de verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde strafbare feiten als medepleger heeft begaan. De verdachte wordt daarom vrijgesproken.
6.7
Voorbereidingshandelingen
In dit verband is door het Openbaar Ministerie nog naar voren gebracht dat de verdachte op 4 november 2012 zich heeft laten fotograferen door meisjes waarbij op de foto te zien is dat hij een zwarte bivakmuts, zwarte handschoenen en een bomberjack aanhad. Deze outfit in onderling samenhang bezien met het hebben van een ‘tarbosh’ en tiewraps maakt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte deze voorwerpen voorhanden had met het doel om daarmee een delict als bedoel in artikel 312 dan wel 282 Sr voor te bereiden, aldus het Openbaar Ministerie.
Met het Openbaar Ministerie is het hof van oordeel dat het – mede tegen de achtergrond van de OVC-gesprekken van 3 november 2012 - verdacht is dat de verdachte voornoemde voorwerpen voorhanden had kort voor de overval in de nacht van 5 op 6 november. Naar het oordeel van het hof kan echter niet worden vastgesteld dat
deze voorwerpenbestemd waren voor de ten laste gelegde overval aan de [III].
6.8
Conclusie
Naar het oordeel van het hof is derhalve alles in onderling verband en samenhang bezien niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 en 6 (Zaaksdossier [III]) ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

7.ZAAKSDOSSIER [I]

7.1
Feit 1 en 2
Tenlastelegging
Ter zake van het onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt de verdachte kort samengevat verweten hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van de familie [Slachtoffer 2], ter zake van het onder het tweede cumulatief/alternatief dat hij zich schuldig gemaakt heeft aan gekwalificeerde diefstal met geweld in de woning aan de [I] in Rotterdam, al dan niet tezamen en in vereniging. Ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde wordt hem verweten de familie [Slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid te hebben beroofd.
7.2
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich bij requisitoir, mede onder verwijzing naar het requisitoir in eerste aanleg, gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verdachte zich ter zake van de feiten 1 en 2 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – de overval en de wederrechtelijke vrijheidsberoving aan de [I] te Rotterdam.
7.3
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen kort gezegd naar voren gebracht dat hij van de overval op de familie [Slachtoffer 2] dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd:
- Er is door en namens de verdachte zowel een alibiverweer als een alternatief scenario naar voren gebracht dat past bij de voorhanden potentiele bewijsmiddelen.
- De verdachte is gevraagd om op de avond van 16 november 2012 een auto te regelen en deze auto van de [Adres] naar de [Adres 1]te rijden. De reden hiervan wist de verdachte niet. Verdachte heeft er vanaf gezien en heeft verder geen navraag gedaan. Verdachte is naar beneden gegaan en heeft de sleutels van het appartement [Adres] samen met die van het portiek achter de prullenbak gelegd. Verdachte is vervolgens via het muurtje en de kanteldeur boven de portiekdeur naar binnen geklommen en vervolgens verder naar zijn huis gelopen. Daar was [Persoon 3] en ze hebben kort seks gehad. Verdachte is daarna gaan slapen maar later wakker geworden omdat hij iemand (een ander dan [Persoon 3]) in de woning hoorde. Verdachte is vervolgens opgestaan, heeft zich aangekleed en verliet toen zijn woning op weg naar buiten om met [Persoon 3] een drankje te gaan drinken. Zover is het echter niet gekomen nu de politie op dat moment een inval deed.
- Er bestaat voldoende reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid, kwaliteit en de bewijswaarde van de onderzoeksbevindingen. Zo is niet vastgesteld dat het DNA van de verdachte op de rechterhandschoen zit. Ook al was het wel het DNA van de verdachte dan betekent dat nog niet dat hij ook bij de overval aanwezig is geweest. Voorts is opmerkelijk dat op de linkerhandschoen geen DNA van de verdachte aangetroffen.
Eén en ander maakt, aldus de verdediging, dat het alibi en het alternatief scenario van de verdachte niet als volstrekt onaannemelijk terzijde kunnen worden geschoven. De observatie van observant 63 met betrekking tot het om 21.16 uur verlaten van de woning door de verdachte en het als bijrijder instappen in de Fiat Punto van medeverdachte [Medeverdachte 1] is onbetrouwbaar en weerspreekt enkel het gedeelte van de verklaring van de verdachte dat hij die avond niet in een auto (Fiat noch Seat) is gestapt. De observatie van observant 63 legt géén relatie tussen [verdachte] en de overval. De observatie plaatst de verdachte ook niet op de plaats delict. Alle andere onderzoeksresultaten steunen de verklaring van de verdachte, dragen zijn alibi en weerspreken het alternatief scenario niet.
7.4
Beoordeling / Nadere bewijsoverwegingen
Gelet op de door het hof gebezigde wettige bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, kort gezegd de afpersing, de diefstal met geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving aan de [I].
Door de verdediging is gemotiveerd bepleit dat het alibi en het alternatieve scenario niet als volstrekt onaannemelijk terzijde geschoven kunnen worden.
Alternatief scenario / Alibi
De verdachte was thuis ten tijde van de overval en had seks
De verklaringen van verdachte op dit punt komen – kort gezegd - op het volgende neer. Verdachte was 16 november 2012 aanvankelijk van plan om een auto te verplaatsen van de [Adres]naar [Adres 1], maar heeft daar van afgezien. Met [Medeverdachte 1] heeft hij de afspraak gemaakt om te worden opgehaald. Om 21.16 uur is hij vanuit de woning [Adres] via de trap en het portiek naar buiten gelopen om de sleutel van zijn woning achter een vuilnisbak te leggen. Toevallig op het zelfde moment komt de Fiat Punto van [Medeverdachte 1] aanrijden. Niet de verdachte maar een ander, die de verdachte kent onder de naam [Persoon 6], stapt bij [Medeverdachte 1] in de auto. Deze [Persoon 6] zat al aan de overkant van de parkeerplaats op een muurtje te wachten. Nadat [Persoon 6] in de Fiat Punto is gestapt en deze is weggereden, is de verdachte in zijn woning teruggekeerd. Dat dit niet is geregistreerd door de camera’s rond het portiek en door de camera, gericht op de voordeur van het appartement, komt, omdat verdachte via een andere weg terug is gegaan. Hij is op een muurtje geklommen en via een raam op de eerste etage in het trappenhuis terechtgekomen. Vervolgens is hij niet meteen naar zijn eigen woning gegaan, maar heeft hij aangebeld bij de daarnaast gelegen woning van zijn neef [Persoon 1]. Daarna is hij via het terras van de woning van [Persoon 1] naar het terras van de woning [Adres] geklommen en zo weer in zijn woning terecht gekomen. De verdachte heeft in de woning verbleven tot kort voor zijn aanhouding op 17 november 2012 te 2.18 uur. Voorts verklaart de verdachte dat hij gedurende de tijd dat hij in de woning was grotendeels heeft geslapen en kort seks heeft gehad met [Persoon 3].
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende wettige en overtuigende bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op basis van de OVC-gesprekken en de registratie door (observatie- en andere) camera’s staat vast dat zich te 21.16 uur, toen de verdachte de woning verliet, nog drie andere personen in die woning bevonden, te weten: [Persoon 4] (moeder van verdachte), [Persoon 5] (zuster van verdachte) en [Persoon 3] [1] . Uit camerabeelden blijkt dat de moeder en de zuster van verdachte om 21.44 uur de woning hebben verlaten [2] . De moeder van verdachte heeft verklaard dat zij op 16 november 2012 te 16.46 uur samen met [Persoon 3] in de woning [Adres] is aangekomen [3] . Later kwam daar ook haar dochter [Persoon 5]. Haar zoon [verdachte] was toen ook in de woning aanwezig. Hij zei dat hij niet wegging, moe was en ging slapen. Zij is op een gegeven moment weggegaan, samen met haar dochter. Zij weet zeker dat [verdachte] toen zij wegging nog in de woning was [4] . Zij heeft hem gezien toen zij wegging en hij was in huis. De zuster van verdachte heeft verklaard dat toen zij de woning verliet, haar broer [verdachte] nog in de woning was [5] . Zij heeft bij het weggaan [verdachte] en [Persoon 3] gedag gezegd. [Persoon 3] is een aantal malen als verdachte en getuige door de politie gehoord, en op 8 februari 2013 als getuige door de rechter-commissaris. In dat laatste verhoor geeft zij te kennen dat voor haar gevoel verdachte de gehele avond thuis is geweest, al heeft zij hem niet steeds gezien. [Persoon 1], de neef van verdachte heeft een schriftelijke verklaring opgesteld, die door de verdediging op 6 mei 2013 aan de rechtbank is toegezonden. In die verklaring geeft [Persoon 1] te kennen dat verdachte op 16 november 2012 rond 9 à 10 uur in de avond bij hem heeft aangebeld. Hij, [Persoon 1], was toen in zijn woning aanwezig, samen met zijn vriendin. Verdachte is vervolgens via het terras van de woning van hem, [Persoon 1], naar de woning aan de [Adres] gegaan. Bij een verhoor door de rechter-commissaris als getuige heeft [Persoon 1] verklaard zich niets concreets meer van de desbetreffende avond te kunnen herinneren, maar wel te blijven bij de inhoud van zijn eerdere schriftelijke verklaring, omdat hij toen de waarheid heeft opgeschreven. [Persoon 7], de vriendin van [Persoon 1] heeft, bij de rechter-commissaris als getuige gehoord, verklaard dat zij op de avond van 16 november 2012 heeft gezien dat verdachte in de woning van [Persoon 1] aanwezig was en toen via het terras van die woning naar het terras van de naastgelegen woning is geklommen [6] .
Het hof stelt vast dat deze verklaringen passen in het door de verdediging gegeven alternatieve scenario. Het hof stelt daar tegenover dat verdachte, althans een mannenstem, die avond tussen 16 november 21.16 uur en 17 november 2012 1.41 uur niet te horen is. Weliswaar is gedurende een interval van 2 minuten geen opname te beluisteren geweest, maar voor het overige is niets te horen dat wijst op de aanwezigheid van verdachte in de flat, naar het hof zelf bij het afluisteren van de OVC-opnames op de terechtzitting heeft kunnen vaststellen. Voorts is tussen 16 november 2012 te 21.12 uur en 17 november 2012 te 1.56 uur geen communicatie verkeer vastgesteld tussen de telefoon van verdachte en andere telefoons.
Op 16 november 2012 te 21.40 uur (kort voor het vertrek van de moeder en zuster van verdachte) is als OVC-gesprek in de woning [Adres] het volgende geregistreerd als gesproken tussen de [Persoon 4] (moeder van verdachte), [Persoon 5] (de zuster van verdachte) en [Persoon 3] :
[Persoon 4]: Zet een film op en ga lekker even film kijken.
Vervolgens gerommel op de achtergrond.
[Persoon 3]: Ik ga film kijken in m’n eentje.
[Persoon 4]: Lekker toch.
[Persoon 3]: Is het ver supermarkt?
[Persoon 5]: Ja.
[Persoon 4]: Die is dicht.
[Persoon 5]: Is sowieso dicht. Je hebt cola.
[Persoon 4]: Met fruit, kan je fruit eten.
[Persoon 3]: Kan je hem pingen [Persoon 5]?
[Persoon 5]: Nee, nee, niet pingen.
[Persoon 3]: Oh.
[Persoon 5]: Van hoe laat, wanneer kom je en zo. Mag je niet zeggen.
[Persoon 3]: Zei ie niet hoe laat ie komt?
[Persoon 5]: Nee, je mag hem ook niet bellen enzo.
[Persoon 3]: Ik ga hem ook niet bellen.
[Persoon 5]: Nee, maar hij zegt niet bellen of pingen om te vragen van uuhh.
[Persoon 4]: Met andere woorden, [Persoon 5] mag niet bellen, ik mag niet bellen, jij ook niet bellen.
[Persoon 3]: Ik mag hem ook niet bellen? Zei ie dat?
[Persoon 4]: Tegen mij zei ie ik ga niet hij [persoon 3] bellen hoe laat is ie thuis en zo. Ik mag dat niet aan jou vragen.
[Persoon 3]: Maar heb je misschien gebeld ofzo. Ik ga misschien naar huis. Heeft ie iets gezegd dan?
[Persoon 4]: Nee, hij zegt van uuh, ik zeg eh … onv …
Het hof stelt – met de rechtbank - vast dat vlak voor het vertrek van de moeder en de zuster van verdachte door hen teksten worden gesproken die gericht lijken te zijn tegen iemand (in dit geval [Persoon 3]) die alleen in de woning achterblijft. Daarbij worden tevens instructies gegeven die betrekking hebben op het niet mogen bellen en/of pingen van iemand die kennelijk op dat moment niet in die woning aanwezig is. Met de persoon naar wie niet gebeld of gepingd mag worden kan naar het oordeel van het hof niemand anders dan verdachte zijn bedoeld. Weliswaar heeft [Persoon 3] als getuige uiteindelijk verklaard dat dit betrekking zou hebben op een mannelijke kennis van de zuster van verdachte, doch die verklaring staat geheel op zich. Tenslotte wijst de opmerking van [Persoon 3] “ik ga film kijken in mijn eentje” er eveneens op dat zij na het vertrek van moeder en zuster alleen in de woning achter bleef. Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat deze laatste mededeling van [Persoon 3] sarcastisch zou zijn bedoeld, doch een dergelijke toonzetting heeft het hof bij het beluisteren van de opname niet kunnen waarnemen. Daar komt bij dat het alleen in de woning achterblijven van [Persoon 3] spoort met de in de flat hoorbare geluiden, zoals het hof zelf heeft kunnen vaststellen.
Tegenover de waarnemingen van de observanten, gevoegd bij de omstandigheid dat de gestelde aanwezigheid van verdachte niet waarneembaar is via de OVC of het telefonisch berichtenverkeer terwijl wat wel op de OVC voorkomt juist in de richting van zijn afwezigheid wijst, is verdachte er niet in geslaagd om zijn stelling dat hij na 21.16 uur in de woning is teruggekeerd en daar vervolgens tot aan zijn aanhouding heeft verbleven, ook maar enigszins aannemelijk te maken. De getuigenverklaringen die het alibi van verdachte steun zouden moeten bieden zijn, naar valt aan te nemen, uitsluitend met dat doel afgelegd en daarom niet betrouwbaar.
Voorwaardelijk verzoek
Door de verdediging is verzocht om, indien het hof niet aannemelijk zou achten dat de verdachte het pand kan betreden zoals hiervoor betoogd, een reconstructie te laten plaatsvinden, zodat de verdachte kan laten zien dat hij dat kan en hoe hij dat heeft gedaan.
Het hof acht het op zichzelf aannemelijk dat de verdachte op de wijze zoals door de verdediging geschetst zijn woning kan betreden. Het hof heeft hierbij mede acht geslagen op de ter zitting vertoonde opname waarin een broer van de verdachte deze route demonstreert en de mogelijkheid het pand aldus te betreden genoegzaam blijkt. Nu de voorwaarden van het verzoek niet vervuld zijn, is er geen belang meer bij het gedane verzoek, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Alternatief scenario / Aangetroffen DNA
De raadsvrouw van de verdachte heeft met betrekking tot het op de handschoenen aangetroffen DNA naar voren gebracht dat door het NFI niet is vastgesteld dat dit DNA van de verdachte is, en dat indien dit DNA wél van de verdachte is, dit niet betekent dat de verdachte bij de overval aanwezig was en dat er tot slot op de linkerhandschoen geen DNA van de verdachte is aangetroffen. De raadsvrouw wijst er in dit kader op dat uit de verklaring van de verdachte volgt dat een onbekende man (kennelijk de derde overvaller) door de woning rende en vluchtte en dat het zeer wel mogelijk is dat deze man DNA van [Slachtoffer 4] overgedragen heeft gekregen op de handschoen terwijl DNA van de verdachte bij de tocht door de woning in de handschoen is gekomen.
Dienaangaande staan naar het oordeel van het hof op grond van de door het hof gebezigde wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Van het DNA in de bemonstering van de rechterhandschoen is een DNA-mengprofiel verkregen waarin de DNA kenmerken zichtbaar zijn van minimaal drie personen. In dit DNA mengprofiel zijn relatief prominente DNA-kenmerken zichtbaar van de verdachte [verdachte]. De kans op de verkregen resultaten van het vergelijkend DNA onderzoek is extreem veel waarschijnlijker als hypothese I waar is, namelijk dat de bemonstering celmateriaal bevat van de verdachte [verdachte] en twee onbekende personen, niet verwant aan elkaar of aan de verdachte [verdachte], dan als hypothese II waar is, namelijk dat de bemonstering celmateriaal bevat van drie onbekende personen, niet verwant aan elkaar of aan de verdachte [verdachte]. Voorts is er DNA aangetroffen van [Slachtoffer 4] op de buitenzijde van de linkerhandschoen. Deze twee handschoenen zijn aangetroffen op 17 november 2012 in de sloot aan de [Adres]te Den Haag, onder het balkon waar verdachte werd aangehouden.
Ter terechtzitting [7] in hoger beroep van 5 april 2017 is B. Kokshoorn als deskundige gehoord. Op de vraag van de raadsvrouw van de verdachte of de deskundige zonder voorbehoud kan concluderen dat de verdachte bijdraagt aan de aangetroffen mengprofielen, welke zijn aangetroffen op de rechterhandschoen, heeft de deskundige verklaard dat die beoordeling uiteindelijk niet aan hem is en dat een deskundige nooit zal concluderen- behoudens zeer uitzonderlijke gevallen die zich in deze zaak niet voordoen - dat aangetroffen DNA “van iemand is”. De beoordeling hiervan heeft namelijk ook te maken met de contextinformatie, met andere woorden hoe een bepaalde bevinding in de context van de zaak geplaatst kan worden.
Op een andere vraag van de raadsvrouw, namelijk of het mogelijk is dat het DNA aan de binnenkant van de rechterhandschoen daar door middel van indirecte overdracht terecht is gekomen, heeft de deskundige verklaard dat dit mogelijk is, maar dat bij een secundaire/indirecte overdracht de kans klein is dat je daardoor een prominente hoeveelheid DNA in het mengprofiel in de handschoen aantreft.
Tot slot, voor zover hier van belang, heeft de deskundige verklaard dat het voor de beoordeling van het door de verdediging geschetste scenario van secundaire overdracht van het aangetroffen DNA mede van belang is zich te realiseren dat indien er overdracht van DNA tussen meerdere personen zou hebben plaatsgevonden, de kans heel erg klein is dat je dan een dergelijk enkelvoudig profiel van [Slachtoffer 4] zou aantreffen op de handschoen..
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en het vorenoverwogene in onderling verband en samenhang bezien is het hof van oordeel dat het aangetroffen DNA mengprofiel aan de binnenkant op de rechterhandschoen van minimaal drie personen is waar een relatief prominente hoeveelheid DNA van de verdachte zichtbaar is. De mogelijkheid dat dit van de verdachte afkomstige DNA door secundaire overdracht aan de binnenkant van de rechterhandschoen achtergelaten is, is naar het oordeel van het hof, gegeven die relatief prominente aanwezigheid, niet aannemelijk geworden. Tot slot overweegt het hof dat de afwezigheid van DNA van de verdachte op de linkerhandschoen niets zegt over de af- of aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict. Zoals zojuist overwogen zijn de betreffende handschoenen op 17 november 2012 in de sloot bij de [Adres]bij het huis van de verdachte aangetroffen. Op de linkerhandschoen is DNA van een van de bewoners van de [I], [Slachtoffer 4], aangetroffen. Op de rechterhandschoen is een mengprofiel van 3 personen aangetroffen waarin een prominente aanwezigheid van het DNA van de verdachte is. Gegeven deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte op 17 november 2012 in contact is geweest met een van de slachtoffers van de overval aan de [I], en dat dit alleen tijdens de overval plaats heeft kunnen vinden. Dat contaminatie van de handschoenen met DNA van verdachte heeft plaatsgevonden door een onzorgvuldige gang van zaken (het uit het water halen van de handschoenen met een ladder en het veiligstellen van de handschoenen door de forensische opsporing) is evenmin aannemelijk geworden. Niet betwist is dat de door het NFI onderzochte handschoenen dezelfde handschoenen zijn als die uit het water gehaald zijn. De handschoenen zijn blijkens de verklaring [8] van AOE-HGL-120 eerst na de aanhouding van verdachte uit het water gehaald. De handschoenen zijn in de periode tot het veiligstellen door de forensische opsporing in ieder geval buiten de woning en binnen het als plaats delict afgezette gebied rondom het appartementencomplex gebleven. Het DNA is aan de binnenzijde van de handschoen aangetroffen. Volgens deskundige Kokshoorn is bij een secundaire/indirecte overdracht de kans klein dat je een prominente hoeveelheid in de handschoen aantreft, terwijl dat nu juist het geval is.
Het hof gaat er op grond van al deze omstandigheden dus van uit dat de kans dat het a) met een van de slachtoffers matchende DNA op de linkerhandschoen en b) het met de verdachte matchende DNA op de rechterhandschoen terecht is gekomen doordat de verdachte betrokken was bij de strafbare feiten op de [I] veel groter is dan de kans dat het matchende DNA telkens op de handschoenen terecht is gekomen door contaminatie. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.

8.ZAAKSDOSSIER [II]

8.1
Feit 3 en 4
Ter zake van het onder 3 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt de verdachte kort samengevat verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [Slachtoffer 5] en zijn vrouw [Slachtoffer 6], ter zake van het onder het tweede cumulatief/alternatief dat hij zich schuldig gemaakt heeft aan een gekwalificeerde diefstal met geweld in de woning van eerdergenoemden in Rijswijk gelegen aan [II], al dan niet tezamen en in vereniging. Ter zake van het onder 4 primair ten laste gelegde wordt hem verweten de eerdergenoemde [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] wederrechtelijk van hun vrijheid te hebben beroofd.
8.2
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich verkort en zakelijk weergegeven op het standpunt gesteld dat de verdachte één van de daders van de overval op [Slachtoffer 5] is. Verdachte beschikte immers vlak na de overval over de buit en geeft daarvoor geen aannemelijke en geloofwaardige verklaring. Daarnaast zijn er voldoende aanwijzingen dat hij een van de daders is van die overval die in onderlinge samenhang voldoende bewijs opleveren dat hij die overval samen met anderen heeft gepleegd. De wederrechtelijke vrijheidsberoving van [Slachtoffer 6] en [Slachtoffer 5] kan derhalve evenals de diefstal met geweld en/of afpersing wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
8.3
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen naar voren gebracht dat hij van de overval op [Slachtoffer 5] dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd:
- Zowel de politie als aangever [Slachtoffer 5] waren er al snel van overtuigd dat de verdachte een van de daders was. Deze overval heeft veel mediaberichtgeving gegenereerd en er gingen in het milieu de nodige verhalen rond. Een en ander heeft het opsporingsonderzoek enorm – en voor de verdachte in negatieve zin - gekleurd.
- De verklaringen afgelegd door [Slachtoffer 5], [Slachtoffer 6], [Persoon 8], [Persoon 9], [Persoon 10], [Persoon 11], [Persoon 12] dienen van het bewijs te worden uitgesloten. In het geval van de verklaringen van [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] geldt dit ook ter zake van hun aangiftes. Tevens dient het politieonderzoek ter plaatse na de overval door de verbalisanten [Persoon 13] en [Persoon 14] niet voor het bewijs te worden gebezigd;
- Op basis van het dossier kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte op 15 augustus 2012 de gebruiker is geweest van het Marokkaanse nummer -3708;
- De processen-verbaal van stemherkenning d.d. 26 april 2013 en 10 maart 2017 ten aanzien van het telefoongesprek op 15 augustus 2012 tussen de gebruiker van het Marokkaanse telefoonnummer -3708 en [Medeverdachte 1] kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt omdat de stemherkenning door B16 en B31 niet betrouwbaar is.
- Het telefoongesprek van 15 augustus 2012 te 16.09 uur en de smsjes die daarop gevolgd zijn kunnen daarom niet voor het bewijs van betrokkenheid bij de ten laste gelegde overval op [Slachtoffer 5] worden gebruikt.
- Ook overigens is er onvoldoende bewijs.
Alibiverweer en alternatief scenario
Er is door en namens de verdachte zowel een alibi-verweer als een alternatief scenario naar voren gebracht dat past bij de voorhanden potentiële bewijsmiddelen. De verdachte heeft verklaard dat hij op 22 en 23 maart 2012 bezig was met de verkoop van 30 kilo hennep/hash. Naast de opbrengst van deze transactie kon de verdachte over veel geld beschikken doordat hij veel geld verdiende door met geld te “strooien” in een nachtclub in Marokko.
In de optiek van de verdediging verklaart het alternatieve scenario zowel waar de verdachte in de nacht van 22 en 23 maart was en waarom hij niet reageerde op telefonisch berichtenverkeer als ook waar het geld vandaan kwam dat de verdachte in Marokko ter beschikking had
Het één en ander maakt dat er algehele vrijspraak in de zaak [Slachtoffer 5] dient te volgen.
8.4
Beoordeling / Nadere bewijsoverwegingen / bespreking verweren
Naar het oordeel van het hof is - gelet op de bewijsmiddelen welke in een bewijsbijlage zijn vervat- verdachte één van de overvallers die in de nacht van 22 op 23 maart 2012 een overval hebben gepleegd in de woning van [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] aan [II] te Rijswijk. Bij die overval is onder meer een grote hoeveelheid horloges en een aanzienlijk bedrag aan contant geld meegenomen.
Betrouwbaarheid verklaringen
Aangiftes en verklaringen [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6]
Door de raadsvrouw is in hoger beroep in aanvulling op hetgeen zij daarover in eerste aanleg reeds naar voren had gebracht, bepleit dat ook de aangiftes van [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt vast dat de aangiftes van [Slachtoffer 5] respectievelijk van [Slachtoffer 6] om 03.15 en 03.00 uur op 22 maart 2012 zijn afgelegd. Dat door de betrokkenen tussen het moment direct na de overval en het opnemen van de verklaringen met elkaar is gesproken ligt voor de hand. Niet aannemelijk is geworden dat de beide aangevers elkaar daarbij zodanig over en weer zouden hebben beïnvloed dat dit de betrouwbaarheid van hun aangiften met betrekking tot de door hen zelf ervaren feiten en omstandigheden heeft aangetast. Het hof acht de aangiftes dan ook op dat punt betrouwbaar en heeft deze dan ook tot het bewijs gebezigd. De overige verklaringen van [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] zal het hof evenwel niet tot het bewijs bezigen nu met betrekking tot die verklaringen niet goed meer valt te ontwarren wat de aangevers nu nog uit eigen wetenschap verklaren op grond van hun ervaringen ten tijde van de overval en wat zij sindsdien daarover hebben gehoord van anderen mede op grond van dan wel als gevolg van door hen zelf geëntameerd onderzoek.
Verklaringen [Persoon 11], [Persoon 8], [Persoon 9], [Persoon 12], en [Persoon 10], alsmede het politieonderzoek ter plaatse door [Persoon 13] en [Persoon 14].
Het hof heeft deze verklaringen niet voor het bewijs gebezigd, de uitgebreid gemotiveerde verweren behoeven reeds daarom geen nadere bespreking.
Verzoeken
De raadsvrouw heeft bij pleidooi enkele (voorwaardelijke) verzoeken gedaan.
1. (
pagina 50van de pleitaantekeningen) Gevraagd wordt om de verstrekking van de flitsfoto’s van de politiemotor en de auto die na de overval achtervolgd werd en anders de kentekenregistratie met betrekking tot de alcoholcontrole die die nacht plaatsvond indien het hof bij de beoordeling van de bewijsvraag de bevindingen van verbalisant Krabbendam voor het bewijs wil gebruiken of wil vaststellen dat de vluchtauto een VW Golf was, ofwel die bevindingen wil geloven.
Aan de beoordeling van dit verzoek komt het hof niet toe, nu niet aan de voorwaarde is voldaan.
De verzoeken met betrekking tot het verhoor van [Slachtoffer 5] d.d. 18 april 2012 zoals geformuleerd op
pagina 65van de pleitaantekeningen onder de nummers 2, 3, 4 en 5, welke verzoeken strekken tot het volgende, wijst het hof af.
2. een woordelijke uitwerking van het gehele verhoor van [Slachtoffer 5] d.d. 18 april 2017 dus de volle 6/7 uur waarover de advocaat-generaal heeft gesproken die zij heeft gehoord;
3. uitluisteren van de volle 6/7 uur gezien de kennelijk in de nog niet beluisterde delen uitgesproken waarschuwingen van de politie aan [Slachtoffer 5]: wat voor waarschuwingen en gebaseerd op welke feiten en omstandigheden;
4. afspelen van de bandopname ter zitting van uw
gerechtshof voor wat betreft de fragmenten 08.50 – 9.00 uur + 34:00 – 34:45 uur + 57:17 – 57:40 (tot en met “Status he”) + 59:23 – 59:40 ([Slachtoffer 5] laat zich ontvallen dat de politie de bron is);
5. afschrift van alle foto’s die ter sprake zijn gekomen tijdens het verhoor van 18 april 2012 een duidelijkheid over welke van die foto’s foto 2 is;
Ter zake van de
onder 2, 3 en 4genoemde nadere verzoeken is het hof van oordeel dat de noodzaak tot nader onderzoek hiertoe ontbreekt. Dit verhoor wordt niet tot het bewijs gebezigd. De verdediging heeft het gehele verhoor van [Slachtoffer 5] uitgeluisterd en de letterlijke uitgewerkte tekst is ter terechtzitting aan het hof overgelegd en maakt deel uit van het procesdossier. De stelling dat het uitgeluisterde verhoor niet het gehele verhoor is geweest, is gelet op de mededeling van de advocaat-generaal mr. Vogelenzang hieromtrent, namelijk dat de verdediging wel het gehele verhoor heeft uitgeluisterd en dat er niet meer is, daarom naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
Ter zake van het
onder 5genoemde nadere verzoek is het hof van oordeel dat de noodzaak hiertoe ontbreekt nu dit proces-verbaal niet als bewijsmiddel is gebezigd.
Bewijsoverwegingen
Gedrag van de verdachte in Marokko
Het geld
Verdachte heeft in de periode direct na de overval, zowel in Nederland als in Marokko, de beschikking over grote geldbedragen. Binnen enkele dagen na de overval regelt hij zijn reis naar Marokko en geeft hij zijn zuster [Persoon 5] – werkzaam op het reisbureau van de vader van de verdachte - opdracht om, als verdachte iemand stuurt, direct tickets te regelen. Geld is daarbij geen probleem, zijn zuster mag “halen als het nodig is”. Ze moet daarbij wel haar telefoon uitdoen. Gebleken is dat zijn zuster (en overigens ook zijn vriendin [Persoon 16]), om geld te halen naar “La Bruschetta”, het restaurant van [Persoon 15] , gaat.
In Marokko verblijft verdachte in hotels, nodigt meisjes uit (en betaalt voor hen ook de kosten), begeeft zich in het uitgaansleven en koopt (dure) cadeautjes voor vrienden en vriendinnen. Over de herkomst van dit geld heeft [Getuige 1] verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij een groot contant geldbedrag had meegenomen naar Marokko in de van [persoon] geleende BMW X5.
Door of via [Medeverdachte 1] worden voorts aanzienlijke bedragen naar Marokko verstuurd. Dat daarbij een ingewikkelde methode werd gebruikt, had volgens verdachte te maken met een, aan het overmaken van geld naar Marokko, gestelde limiet. Het hof constateert dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er vaak behoorlijke moeite moet worden gedaan om geld van verschillende plekken vandaan te halen, dat dan vervolgens op de een of andere manier (via moneytransfers of via koeriers (meisjes/vrienden))naar Marokko moet worden overgebracht. De verdachte maakte telkens gebruik van wisselende telefoonnummers en in de gesprekken over de betalingen wordt soms ook met verhullend taalgebruik gecommuniceerd en met gebruikmaking van codewoorden. Daaruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het de bedoeling is geweest van verdachte en [Medeverdachte 1] om te verhullen dat geldbedragen naar verdachte werden overgebracht.
Tapgesprekken
Voorts is het hof van oordeel dat uit tapgesprekken, bakengegevens en observaties blijkt dat verdachte in die periode aan [Medeverdachte 1], telefonisch of per sms-bericht, opdrachten geeft, die [Medeverdachte 1] vervolgens ook uitvoert. Zo dient [Medeverdachte 1] iets te halen, mensen te bellen en iets te brengen en daarbij al dan niet codes door te geven. [Medeverdachte 1] krijgt van verdachte een vergoeding als hij het regelt. Het hof stelt daarbij vast dat het verdachte is die in deze contacten het initiatief neemt, opdrachten verstrekt en [Medeverdachte 1] van informatie voorziet. Aan de wijze waarop deze communicatie verloopt, waarbij het in de onderlinge verhouding tussen verdachte en [Medeverdachte 1] zonder uitzondering verdachte is, die bepaalt wanneer, hoeveel en op welke wijze betalingen dienen te worden verricht, verbindt het hof de conclusie dat het verdachte is - en niet: [Medeverdachte 1] — die zich presenteert als degene aan wie de beschikkingsmacht over deze geldbedragen toekomt.
Enkele uren voor het vertrek van verdachte naar Marokko, in de avond van 27 maart 2012, om 21.33 uur, wordt waargenomen dat verdachte, op dat moment in gezelschap van [Persoon 15] iets uit de auto (de BMW X5) pakt en daarmee, samen met [Persoon 15] restaurant “La Bruschetta” binnengaat. Zijn zuster [Persoon 5], zijn vriendin [Persoon 16] halen op 11 april 2012 geld bij [Persoon 15].
Voorts wordt [Medeverdachte 1] op 4 juni 2012 bij [Persoon 15] gezien, één dag voordat hij naar Antwerpen rijdt en in de Vestingstraat wordt gezien. Aannemelijk is dat ook [Medeverdachte 1] op 4 juni 2012 geld of goederen bij [Persoon 15] ophaalt. Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat verdachte bij [Persoon 15] op 27 maart 2012 iets van (zeer) grote waarde heeft achtergelaten, nu alleen een dusdanige uitleg verklaart waarom de zuster, de vriendin of een vriend van verdachte geld of spullen bij [Persoon 15] kunnen halen.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte, zeer kort na de overval op [Slachtoffer 5], naar Marokko is vertrokken, waarbij hij in de uren daaraan voorafgaand iets van grote waarde heeft afgegeven aan [Persoon 15]. Vervolgens blijkt verdachte [Medeverdachte 1] aan te sturen bij het te gelde maken van horloges die bij de overval zijn weggenomen. Tenslotte blijkt hij vanaf enkele dagen na de pleegdatum van de overval op [Slachtoffer 5], zowel in Nederland als in Marokko, over een grote hoeveelheid geld te kunnen beschikken. Geld dat hem (onder andere) wordt toegestuurd door [Medeverdachte 1], onder wie een deel van de buit van de overval op [Slachtoffer 5] wordt aangetroffen.
Telefoongesprek met [Medeverdachte 1] / gebruiker -3708
Door en namens verdachte is naar de kern genomen betwist dat hij de voor het bewijs gebezigde tapgesprekken van 15 augustus 2012 met het Marokkaanse nummer 212670903708 (hierna -3708) heeft gevoerd en de op en na die datum met dit nummer verstuurde sms-berichten geschreven heeft.
Het hof is van oordeel dat het gebruik van het nummer
-3708 van 15-18 augustus 2012 aan de verdachte kan worden toegeschreven.
Het nummer -3708 komt voor het eerst in het Nederlandse netwerk voor op 15 augustus 2012 wanneer contact gelegd wordt met [Persoon 16], de toenmalige vriendin van verdachte (AH/70/338-339, aanvullend proces-verbaal [deskundige 1] d.d. 28 maart 2017 en het rapport van [deskundige 2] van 30 maart 2017). In de periode van 15 tot 18 augustus 2012 wordt met dit nummer in Nederland uitsluitend contact gelegd met personen die gelieerd zijn aan verdachte, te weten [Persoon 16], [Medeverdachte 1], de moeder van verdachte, zijn broers [Personen 17 en 18], een andere vriendin ([Persoon 19]) en drie advocaten. De moeder van verdachte belt ook naar dit nummer.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij indertijd als ping-naam “Me3elem*MA*” gebruikt heeft. Deze erkenning is in lijn met de onderzoeksgegevens (AH/70/347-348 met bijlagen). Op 15 augustus 2012 te 13.49 uur ontvangt [Medeverdachte 1] via zijn telefoon met nummer 06-22324004 een sms-bericht van het Marokkaanse nummer -3708 met als inhoud “mijn nr mehelem.” Tot op dat moment kwam het Marokkaanse nummer -3708 niet voor in de telecommunicatielijnen van het onderzoek Condor.
De suggestie van de verdediging dat met ‘mehelem’ wellicht de ontvanger van de sms ([Medeverdachte 1] dus) werd geadresseerd wordt terzijde geschoven.
Deze sms strekte er immers kennelijk toe om [Medeverdachte 1] - op verhulde wijze - op de hoogte te stellen van het nieuwe nummer van de afzender. Voor [Medeverdachte 1] moest dan natuurlijk wel duidelijk zijn wie dat betrof. Kennelijk was de inschatting dat [Medeverdachte 1] door het gebruik van het woord ‘mehelem’ zou begrijpen dat de sms van verdachte [verdachte] afkomstig was nu de verdachte in zijn ping naam (Me3elem *MA*) (proces-verbaal onderzoek Black Berry d.d. 22 januari 2014) ook aan zichzelf refereert als mehelem. Op de zitting heeft de verdachte toegelicht dat hij dit weliswaar in zijn pingnaam schrijft als me3elem – waarbij de 3 staat voor de gelijkvormige Arabische letter - maar dat dit op dezelfde manier wordt uitgesproken.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat verdachte in de periode van 15 tot en met 18 augustus 2012 gebruiker van het Marokkaanse nummer -3708 is geweest, daarmee heeft gebeld en daarmee dus ook het sms-bericht van 15 augustus 2012 met de naam Mehelem heeft gestuurd. Het hof is voorts van oordeel dat het verdachte (en niet een onbekend gebleven derde) is die de daaropvolgende en tevens voor het bewijs gebruikte gesprekken met [Medeverdachte 1] heeft gevoerd en sms-berichten heeft gestuurd. De telefooncontacten zijn telkens geweest met bekenden van verdachte. De enkele door de verdediging geopperde mogelijkheid dat een andere persoon gebruik heeft gemaakt van dit nummer en de naam Mehelem is onvoldoende om anders te oordelen. Concrete/specifieke feiten en omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken zijn gesteld noch gebleken. Immers, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat ene [Persoon 20] uit België en [Persoon 21] vanuit het niets contact opnemen met de moeder, de broers en de vriendinnen van verdachte en dat de moeder van verdachte contact opneemt met die Samir uit België dan wel [Persoon 21] in plaats van met verdachte.
Het hof wijst af het verzoek van de verdediging (blz. 125 pleidooi [II]) tot afluisteren van het gesprek dat plaatsvond op 15 augustus 2012 te 16.45 uur. Vast staat immers dat dit gesprek niet is opgenomen omdat de getapte telefoon zich op dat tijdstip in België bevond. Mitsdien is de noodzaak hiertoe niet gebleken.
Concluderende overweging
Al snel na de overval kwam verdachte als mogelijke pleger van de overval op [II] in beeld. In een groot aantal processen-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid is hij genoemd als een van de daders, samen met [Medeverdachte 2] ([Medeverdachte 2]) en [Persoon 21]. Ook zijn er CIE processen-verbaal waarin met name de verdachte wordt genoemd als degene die de buit van de overval te gelde zou hebben gemaakt en naar Marokko is gevlucht, alwaar hij er samen met vrienden en vriendinnen een uitbundige levensstijl op nahield dankzij de bij de overval buitgemaakte goederen en geld.
Ook slachtoffer [Slachtoffer 5] noemde, op basis van berichten die hem uit de criminele wereld hadden bereikt, al zeer kort na de overval [verdachte] (verdachte) en/of [Medeverdachte 2] als de daders. Het hof stelt echter vast dat in het onderzoek geen forensisch bewijs tegen verdachte naar voren is gekomen dat hem direct situeert op de plaats delict. Er zijn wel taps en OVC-gesprekken die wijzen op het extravagante uitgavepatroon en de luxueuze levensstijl van de verdachte na de overval en zijn vertrek naar Marokko.
Tevens is uit verklaringen van getuigen en uit het onderzoek naar money transfers via Western Union gebleken van intensieve betrokkenheid van verdachte bij het organiseren van geldstromen van Nederland naar Marokko tijdens zijn maandenlange verblijf aldaar. Vaststaat dat verdachte geen legale inkomsten heeft gehad in de periode voorafgaand aan zijn vertrek naar Marokko op 26 maart 2012.
Met de raadsvrouw is het hof echter van oordeel dat deze belastende informatie die steun biedt voor het ‘schuldig-scenario’ van het OM vaak evengoed zou kunnen worden verklaard door en dus tevens past bij het door de verdediging geschetste alternatieve scenario (op 22 en 23 maart veel geld verdiend met een verdovende middelen transactie). Een groot deel van de bewijsmiddelen lijkt dus verenigbaar met zowel de beschuldiging van het openbaar ministerie dat de verdachte schuldig als met het verweer van de verdachte dat hij onschuldig is. Die bewijsmiddelen discrimineren dus onvoldoende tussen het schuldige en het onschuldige (althans ten aanzien van dit tenlastegelegde feitencomplex) scenario.
Het is uiteindelijk aan het hof om beide scenario’s op hun geloofwaardigheid te toetsen. Daarbij zal moeten worden bekeken welk scenario de belastende/ontlastende informatie beter verklaart.
Naar het oordeel van het hof zijn er in dit zaaksdossier met name twee bewijsmiddelen die niet kunnen worden verklaard door het alternatieve scenario. Het hof heeft dan het oog op enerzijds de uitgebreide OVC van 1 juni 2012 – opgenomen in de woning in gebruik bij [verdachte] (die op dat moment in Marokko verbleef) aan de [Adres] – waarbij neef [Persoon 1] en beide broers van de verdachte ([Personen 17 en 18]) uitgebreid het uitgavenpatroon van hun broer bespreken in Marokko en dit duidelijk koppelen aan de buit van de overval bij de familie [Slachtoffer 5] en anderzijds de telefooncontacten (spraak en sms) tussen de gebruiker van het Marokkaanse telefoonnummer eindigend op -3708 – door het hof toegeschreven aan de verdachte - en [Medeverdachte 1] waarmee een relatie kan worden vastgesteld tussen de verdachte en de bij medeverdachte [Medeverdachte 1] op 15 augustus 2012 aangetroffen van [Slachtoffer 5] afkomstige horloges.
Het alternatieve scenario is daardoor uiteindelijk niet geloofwaardig gebleken nu het schuldig-scenario deze bewijsmiddelen wel kan verklaren.
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof derhalve buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

9.ZAAKSDOSSIERS [IV] EN [V]

9.1
Feiten 7 en 9
Tenlastelegging [IV] (7)
Ter zake van het onder 7 ten laste gelegde wordt de verdachte kort samengevat verweten hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden en overdragen van een vuurwapen en munitie.
Tenlastelegging [V](9)
Ter zake van het onder 9 ten laste gelegde wordt de verdachte kort samengevat verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennep.
9.2
Standpunt Openbaar Ministerie
[IV]
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen verklaard, te weten de overdracht van het automatische vuurwapen met munitie en een geluidsdemper.
[V]
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer 20 kilo hennepresten ([V]) op 19 maart 2012 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
9.3
Standpunt verdediging
[IV]
Namens verdachte is betwist dat er iets door hem is overhandigd aan [Medeverdachte 3] op 11 januari 2012 bij winkelcentrum De Stede in Den Haag. Ter onderbouwing is aangevoerd dat op de camerabeelden met betrekking tot de observatie vanaf 15.02 uur ook helemaal niet te zien is dat er iets wordt overhandigd, laat staan een zwarte tas. De verdacht dient derhalve van het ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
[V]
Door de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep erkent dat hij op 19 maart 2012 een partij hennep(resten) voorhanden heeft gehad. Bij pleidooi is naar voren gebracht dat er geen onderzoek is gedaan naar hetgeen door de verdachte is verhandeld en dat daarom aan de hand van die context moet worden beoordeeld of hier sprake is geweest van handelen in strijd met de Opiumwet.
9.5.
Beoordeling / Nadere bewijsoverwegingen [IV]
Het hof heeft op de terechtzitting van 4 april 2017 naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden geconstateerd dat op de camerabeelden inderdaad niet waar te nemen is dat er om 15.02 uur door de verdachte iets is overhandigd. De vraag is of daaruit met de verdediging ook de conclusie getrokken moet worden dat er niets overhandigd is.
De betreffende waarneming is gerelateerd in een proces-verbaal van 11 januari 2012 door de observanten 20 en 54.
Door observant 54, die de camerabeelden heeft gemaakt, is hierover onder punt 8 van zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris gezegd dat hij “de daadwerkelijke handeling” (het hof begrijpt, het overhandigen van een zwarte tas) niet heeft gezien. Hij heeft wel voor de betreffende observatie getekend, omdat hij een aantal waarnemingen heeft gedaan, hij heeft de verdachte, [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 3] bij het winkelcentrum De Stede gezien om 15.02 uur.
Deze handeling is echter wel waargenomen door observant 20. Dat hij die waarneming, anders dan observant 54, wèl heeft kunnen doen, laat zich verklaren door het feit dat observant 20 op een andere positie stond, zoals observant 54 in eerdergenoemde verklaring bij de raadsheer-commissaris heeft aangegeven.
Observant 20 heeft zijn waarneming nader toegelicht in een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2015, waarin hij heeft gerelateerd dat hij aan de armbewegingen van de verdachte en [Medeverdachte 3] zag dat er iets werd overgedragen. De ruimte tussen de verdachte en [Medeverdachte 3] was te klein om te zien wat het precies was. Wel zag hij dat vrijwel direct hierna [Medeverdachte 3] de kofferbak opende en een zwarte tas in de kofferbak van de Audi gooide.
Observant 20 heeft voorts gerelateerd dat de zwarte tas die door [Medeverdachte 3] in de kofferbak is gegooid, gezien de door hem waargenomen armbewegingen, onomstotelijk van [verdachte] afkomstig is geweest. Hij had gedurende deze observatie onbelemmerd en goed zicht op de verdachte en [Medeverdachte 3]. Observant 20 heeft zijn waarneming bevestigd bij de raadsheer-commissaris op 19 september 2016. Hij heeft daar onder punt 19 verklaard dat hij heeft gezien dat [Medeverdachte 3] “iets” overhandigd heeft gekregen en het vervolgens in één handeling in de kofferbak heeft gegooid. Op dat moment heeft hij gezien dat het “iets” een zwarte tas was. Naar het oordeel van het hof is door de nadere uitleg van de observanten, voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de overdracht van de zwarte tas niet te zien is op camerabeelden, maar wel degelijk kon worden waargenomen door observant 20. Er is geen reden om aan de waarnemingen van deze observant te twijfelen. Gelet op zijn waarnemingen is boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte een zwarte tas aan [Medeverdachte 3] heeft overhandigd en dat dit dezelfde zwarte rugtas is, die later bij de doorzoeking in de loods/garagebox naast portiek 53 in de [IV] is aangetroffen en waarin zich het wapen met toebehoren bevond.

10.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1, 2, 3, 4, 7 en 9 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ZAAKSDOSSIER [I]
1.
hij in
of omstreeksde periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/of (een)ander
(en
)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld
tegen[Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1]en
/of (hun)twee kind
(eren
) (van
ongeveer13 en 8 jaar oud
) heeft/die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1]hebben gedwongen tot de afgifte van een
(grote
)hoeveelheid sieraden en
/of(merk)horloges,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1]
en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en
/of
hij in
of omstreeksde periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
(gelegen aan de [I] 193B aldaar
), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(grote
)hoeveelheid sieraden en
/of(merk) horloges,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1]
en/of (diens) twee kind(eren) (van ongeveer 13 en 8 jaar oud),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 2] en
/ofdie [Slachtoffer 1] en
/of(hun)twee kind(eren) (van
ongeveer13 en 8 jaar oud), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
(s
)hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit:
- het gekleed in het zwart en
/ofbedekt met bivakmuts de woning van die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1]
onverhoedsbinnen dringen en
/of
- het springen op de rug van die [Slachtoffer 2] en
/of (vervolgens
)het duwen van die [Slachtoffer 2] op de grond en
/of (vervolgens
)het duwen van die [Slachtoffer 2] in de rug en
/ofhet
(hardhandig
)achterop het hoofd duwen en
/of
- het van achteren vastpakken en
/ofvasthouden van die [Slachtoffer 1] en
/of
- het houden van een hand voor de mond van die [Slachtoffer 1] en
/of
- meermalen tegen die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] zeggen dat ze niet mochten bewegen en
/ofniet met elkaar mochten praten en
/ofop hun knieën moesten zitten en
/ofde alarmcode moesten afgeven
en/of de mobiele telefoons moesten inleverenen
/of
- aan die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] en
/ofhun kind
(eren
)meermalen een
of meervuurwapen
stonen en
/of
- het vastbinden van die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] aan handen en
/ofenkels met
tie-ribstiewrapsen
/of
- het duwen van die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] op hun bed en
/of (vervolgens
)vastbinden van die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] met
tie-ribstiewrapsen
/of
- het harder aantrekken van de
tie-ribstiewrapsbij die [Slachtoffer 2] en
/of
- het opsluiten van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] in hun slaapkamer (gescheiden van hun kinderen)
en/of
- tegen die [Slachtoffer 1] zeggen dat ze over een paar dagen terug zouden komen voor het geld;

2.

hij in
of omstreeksde periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1]en
/of (diens
)twee kind
(eren
) (van
ongeveer13 en 8 jaar oud
), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers
heeft/zijn/hebben hij verdachte en
/of een of meer vanzijn mededader
(s
)met dat opzet
- gekleed in het zwart en
/ofbedekt met bivakmuts de woning van die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] onverhoeds binnengedrongen en
/of
- op de rug van die [Slachtoffer 2] gesprongen en
/of (vervolgens
)die [Slachtoffer 2] op de grond geduwd en
/of (vervolgens
)die [Slachtoffer 2] in de rug geduwd en
/of (hardhandig
)achterop het hoofd geduwd en
/of
- die [Slachtoffer 1] van achteren vastgepakt en
/ofvastgehouden en
/of
- een hand voor de mond van die [Slachtoffer 1] gehouden en
/of
- meermalen tegen die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] gezegd dat ze niet mochten bewegen en
/ofniet met elkaar mochten praten en
/ofop hun knieën moesten zitten en
/ofde alarmcode moesten afgeven
en/of de mobiele telefoons moesten inleverenen
/of
- aan die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] en
/ofhun kind
(eren
)meermalen een
of meervuurwapen
sgetoond en
/of
- die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] aan handen en
/ofenkels met
tie-ribstiewrapsvastgebonden en
/of
- die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] op hun bed geduwd en
/of (vervolgens
)die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] met
tie-ribstiewrapsvastgebonden en
/of
-
(vervolgens
)de
tie-ribstiewrapsbij die [Slachtoffer 2] harder aangetrokken en
/of
- die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] opgesloten in hun slaapkamer
(gescheiden van hun kinderen
)en
/of
- gedurende een duur van ongeveer twee uur
(22.30u tot 00.20u
)in de woning en
/ofin de directe nabijheid van die [Slachtoffer 2] en
/of[Slachtoffer 1] en
/of (diens
)kinderen gebleven;
- gedurende een duur van ongeveer twee uur (22.30u tot 00.20u) in de woning en/of in de directe nabijheid van die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 1] en/of (diens) kinderen gebleven;
ZAAKSDOSSIER [II]
3.
hij in
of omstreeksde periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
(gelegen aan
of bij de[II] 21A
aldaar), met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een groot geldbedrag en
/ofeen groot aantal
(merk
)horloge
(s
)en
/ofsieraden
en/of pennen,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdat
/diegeldbedrag en
/ofhorloge
(s
) en/of sieraden en/of pennenonder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/ofinklimming, immers zijn
heeft/hebbenverdachte en
/ofzijn mededader
(s) een haak van een (slaapkamer)raam verbroken en/of (vervolgens) zijn verdachte en/of zijn mededader(s)door een
(slaapkamer
)raam voornoemde woning binnengeklommen,
en
/of
hij in
of omstreeksde periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
(gelegen aan
of bij de[II] 21A
aldaar), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een groot geldbedrag en
/ofeen groot aantal
(merk
)horloge
(s
)en
/ofsieraden
en/of pennen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdat
/diegeldbedrag en
/ofhorloge
(s
)en
/ofsieraden
en/of pennenonder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/ofinklimming, immers zijn
heeft/hebbenverdachte en
/ofzijn mededader
(s) een haak van een (slaapkamer)raam verbroken en/of (vervolgens) zijn verdachte en/of zijn mededader(s)door een
(slaapkamer
)raam voornoemde woning binnengeklommen en
/ofwelke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofzijn mededader
(s)hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit:
- het gekleed in het zwart en
/ofbedekt met bivakmuts de kelder, althans de woning van die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] onverhoeds binnendringen en
/of
- het dreigend tonen van
een of meervuurwapen
(s
)en
/ofkogels en
/ofeenmes
(sen)aan die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] en
/of
- het onder schot houden van die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] met
een of meervuurwapen
() en/of mes(sen)en
/of
- die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] op de grond laten liggen en
/oflaten zitten en
/ofde handen op
hunzijnrug laten houden en
/of
- het vastbinden van de handen van die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] met
tie-
ribstiewrapsen
/of- het zwaaien met een mes voor het gezicht van die [Slachtoffer 6] en
/of- het vasthouden van die [Slachtoffer 6] bij haar badjas en
/of
- dreigend zeggentegen die [Slachtoffer 6]: "Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis, wordt hij heel boos. Niet liegen",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- het spugen in de haren van die [Slachtoffer 6];
SUBSIDIAIR,indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 maart 2012 tot en met 16 november 2012 te Rijswijk en/of te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland en/of te België en/of te Frankrijk en/of te Spanje en/of te Marokko de gehele buit (afkomstig van de overval op 22/23 maart 2012 op familie [Slachtoffer 5]/[Slachtoffer 6]) of een deel van de buit (afkomstig van de overval op 22/23 maart op familie [Slachtoffer 5]/[Slachtoffer 6]), te weten een groot geldbedrag en/of een groot aantal (merk)horloges en/of sieraden en/of pennen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde geldbedrag en/of horloges en/of sieraden en/of pennen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

4.

hij in
of omstreeksde periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6]wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers
heeft/hebben hij verdachte en
/of een of meer vanzijn mededader
(s)met dat opzet
- gekleed in het zwart en
/ofbedekt met bivakmuts de kelder, althans de woning van die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] onverhoeds binnengedrongen en
/of
- dreigend
een of meervuurwapen
(s
)en
/ofkogels en
/ofeenmes
(sen)aan die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] getoond en
/of
- die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] met
een of meervuurwapen
(s) en/of mes(sen)onder het schot gehouden en
/of
- die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] op de grond laten liggen en
/oflaten zitten en
/ofde handen op hun
zijnrug laten houden en
/of
- de handen van die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] met
tie-ribstiewraps
vastgebonden en
/of- met een mes voor het gezicht van die [Slachtoffer 6] gezwaaid en
/of- die [Slachtoffer 6] bij haar badjas vastgehouden en
/of
- dreigend tegen die [Slachtoffer 6] gezegd: "Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis, wordt hij heel boos. Niet liegen",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- die [Slachtoffer 6] in haar haren gespuugd
- gedurende een duur van ongeveer twee uur (23.00u tot 01.02u) in de woning en
/ofin de directe nabijheid van die [Slachtoffer 5] en
/of[Slachtoffer 6] gebleven;
ZAAKSDOSSIER [IV]
7.
hij op
of omstreeks11 januari 2012 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten, een automatisch vuurwapen, (merk Agram, model 2000, kaliber 9 x 19 mm) en
/ofeen voorwerp van categorie I, te weten een (bijbehorende) geluidsdemper en
/ofmunitie van categorie III, te weten 42, althans een of meer patro
(o)n
(en
)(merk Hollow Point, kaliber 9 mm Luger, merk Prvi Partizan Namenska Proizodnja) heeft overgedragen aan een
of meerander
(en)en
/ofvoorhanden heeft gehad;
ZAAKSDOSSIER [V]
9.
hij op
een meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2012 tot en met 26 maart19 maart2012 te 's-Gravenhage en
/of Rotterdam en/ofDelft,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk heeft
verkocht en/ofafgeleverd
/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een
) (grote
)hoeveelheid hennepplanten
en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

11.Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

12.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het
onder 1 en 3 eerste cumulatiefbewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het
onder 1 tweede cumulatiefbewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het
onder 3 tweede cumulatiefbewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het
onder 2 en 4bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden, meermalen gepleegd.
Het
onder 7bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het
onder 9bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het hof begrijpt de tenlastelegging aldus dat niet beoogd is de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet juncto artikel 1, tweede lid Opiumwetbesluit ten laste te leggen.

13.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

14.Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest.

15.Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving
[I]
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval en aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Samen met twee andere daders is de verdachte ’s avonds laat een vrijstaande woning binnengedrongen. Eenmaal binnen werden de nog wat achter zijn laptop werkende man en zijn tv-kijkende vrouw overmeesterd. De vrouw is van achter gepakt en er is geprobeerd een sjaal in haar mond te duwen. De man is van achter besprongen, waardoor hij ten val kwam en op de grond kwam te liggen. Door het lawaai zijn twee van de drie kinderen wakker geworden en naar beneden gekomen. Daar zagen zij hun vader op zijn buik liggend met de handen op de rug vastgebonden, hun moeder zittend op de bank met bloed op haar wang, eveneens met de handen vastgebonden. Zij hebben beiden een vuurwapen bij de daders gezien. De man moest met één van de overvallers naar boven. Vervolgens zijn de overvallers in de hele woning op zoek gegaan naar waardevolle spullen en hebben horloges en sieraden weggenomen. Na enige tijd, moest ook de vrouw naar boven. De twee kinderen bleven, gescheiden van hun vader en moeder, beneden achter met een van de overvallers. De vrouw moest de code van de kluis afgeven en zelf de spullen uit de kluis halen. De man moest toelichten welke spullen van waarde waren. Uiteindelijk zijn de man en de vrouw, nog steeds gescheiden van hun kinderen, aan handen en voeten achterlangs vastgebonden op hun bed gelegd. Voor het vastbinden zijn steeds tiewraps gebruikt. Tussen hen in is een kussen neergelegd zodat zij geen contact met elkaar konden maken. Aan de kinderen is een schaar gegeven en gezegd dat zij op de klok moesten kijken en dat zij na 12 minuten hun ouders mochten losknippen. Verdachte en zijn mededaders zijn vervolgens – na bijna twee uur in de woning te zijn geweest - met de aanzienlijke buit bestaande uit sieraden en horloges weggegaan. Kort daarna is de politie binnengekomen, die eerst twee volstrekt ontredderde kinderen aantrof en vervolgens de ouders uit hun benarde positie heeft bevrijd.
De steeds (deels) van elkaar gescheiden slachtoffers hebben - in de wetenschap dat er gewapende mannen in hun huis waren - urenlang in angstige onzekerheid verkeerd over het lot van hun medegezinsleden. Ter terechtzitting in hoger beroep is door de slachtoffers naar voren gebracht wat een enorme impact dit alles op hun leven en dat van hun kinderen heeft gehad. Duidelijk is geworden dat hun levens hierdoor blijvend zijn getekend. De gedachte dat zij zich nooit meer veilig in hun eigen huis kunnen voelen en vooral het besef van de ouders dat zij hun kinderen niet voldoende veiligheid en bescherming hebben kunnen bieden, maakt hen ook na 4,5 jaar nog boos en intens verdrietig.
Ter zake van de artikelen 310-317 Sr inzake woningovervallen zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. Bij een overval op een woning door een meerderjarige met ‘licht geweld/bedreiging’ wordt als vertrekpunt voor de straftoemetingsoverwegingen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren genoemd, bij ‘ander geweld’ is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Als definitie van ‘licht geweld’ wordt een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel genoemd. Als straf vermeerderende en/of straf verminderende factoren worden kwetsbare slachtoffers, de omvang van de schade, (aard en ernst) van het letsel, het samenwerkingsverband, professionele werkwijze, recidive en het soort wapen/voorwerp genoemd.
Ten aanzien van de status van voornoemde LOVS oriëntatiepunten is tevens het volgende van belang. Vooropgesteld wordt dat de rechter in een concrete zaak niet gebonden is aan genoemde oriëntatiepunten en dat de uitleg hiervan aan hem is voorbehouden. In het verlengde hiervan heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de straftoemetingsoriëntatiepunten niet als recht in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie kunnen worden beschouwd; bedoelde oriëntatiepunten zijn niet afkomstig van een instantie die de bevoegdheid heeft rechters te binden. Ondanks de straftoemetingsvrijheid moet de uitleg en toepassing van oriëntatiepunten door de rechter uiteraard wel begrijpelijk zijn. (vgl. HR 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:114).
Beoordeling
Uit de wettelijke bepalingen voor diefstal met geweld (artikel 312 Sr) en afpersing (artikel 317 Sr) volgt dat de maximumstraf van 9 jaar gevangenisstraf in vijf gevallen wordt verhoogd tot 12 jaar. Uit de bewezenverklaring in deze zaak volgt dat er sprake is van twee van die straf verhogende omstandigheden, te weten het plegen van het feit gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en de omstandigheid dat het in vereniging is gepleegd.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat het door de daders gebruikte fysieke geweld als zwaarder dan het in de oriëntatiepunten genoemde ‘licht geweld’ moet worden gekarakteriseerd. De man is immers naar de grond gewerkt en de vrouw is zodanig in haar gezicht vastgepakt dat zij daar letsel (met als blijvend gevolg een ook thans nog zichtbaar litteken in de wang) aan heeft overgehouden. Vervolgens zijn beiden aan handen (en later ook aan hun voeten) vastgebonden met tiewraps. Op enig moment zijn de tiewraps rond de polsen van de man strakker heeft aangetrokken om hem onder druk te zetten. De man heeft verklaard dat dit pijn deed en dat vervolgens zijn handen gevoelloos werden. Naast het uitgeoefende fysieke geweld was er ook sprake van een voortdurende dreiging met geweld. In dit verband is relevant dat de in het zwart geklede daders waren voorzien van bivakmutsen en een (al dan niet echt) vuurwapen.
Ten aanzien van de straf vermeerderende factoren overweegt het hof voorts als volgt.
De overval is gepleegd op een gezin met kinderen. Het hof rekent het de verdachte sterk aan dat hij is doorgegaan met de overval nadat hij de kinderen in de woning had gezien. De kinderen zijn daarmee welbewust blootgesteld aan hetgeen in de woning is voorgevallen. Met name aan het op een gegeven moment scheiden van de kinderen van hun ouders tilt het hof zwaar, kinderen zijn kwetsbare slachtoffers. Voorts is de overval op professionele wijze uitgevoerd. Zo is in de voorbereiding gebruik gemaakt van een vluchtauto met gestolen kentekenplaten. Tijdens de overval was er sprake van een duidelijke taakverdeling en blijkt de professionaliteit vooral uit het raffinement en de doelgerichtheid waarmee de overval is uitgevoerd.
Naast de tenlastegelegde en bewezenverklaarde afpersing en diefstal met geweld is er bovendien ook sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Voor dit feit bestaan geen landelijke oriëntatiepunten. Uit de wettelijke bepalingen voor artikel 282 Sr volgt een maximumstraf van 8 jaar gevangenisstraf.
Het hof betrekt bij zijn straftoemetingsbeslissing nog het volgende. Uit de genoemde wettelijke strafmaxima kan worden afgeleid dat de wetgever zwaar tilt aan dergelijke feiten. De op te leggen straf voor de woningoverval wordt – uiteraard binnen de grenzen van de meerdaadse samenloopregeling van artikel 57 Sr - verhoogd gelet op de omstandigheid dat ook de onder 2 tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving wordt bewezenverklaard.
Gelet op al deze opgenomen omstandigheden onderling en in samenhang bezien is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden voor dit feit passend en geboden is.
Woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving
[II]
Verdachte heeft zich eerder dat jaar ook al schuldig gemaakt aan een woningoverval en aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De slachtoffers [Slachtoffer 5] en zijn partner [Slachtoffer 6] hebben verklaard dat zij op 22 maart 2012, omstreeks 23.00 uur, in de kelder van hun woning waren, toen de man een tweetal personen met bivakmutsen de trap zag aflopen. Beide personen hadden een vuurwapen. [Slachtoffer 6] en [Slachtoffer 5] hebben bij één van deze personen ook een mes gezien. Zij riepen: “Dit is een overval, blijf rustig, dan gebeurt er niets.” [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] moesten op de grond zitten en liggen, met de handen op de rug.
Eén van de overvallers haalde een bos tiewraps uit zijn broekzak. Hij bond daarmee de handen van [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] vast. Dat ging met enig geweld, omdat [Slachtoffer 5] tegenstribbelde. De overvallers hebben de woning doorzocht en hebben beurtelings met [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] door de woning gelopen en spullen (horloges, geld en sieraden) uit de woning in kussenslopen gestopt. Toen [Slachtoffer 5] met één van de overvallers op een gegeven moment boven in het huis was, heeft de andere overvaller gepraat met [Slachtoffer 6] en daarbij met een mes voor haar gezicht gezwaaid. Later die nacht toen [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 6] beiden weer terug waren in de kelder hebben de overvallers dwingend naar de kluis gevraagd. In de kluis lagen enveloppes met geld en 150 tot 200 horloges. [Slachtoffer 5] heeft geprobeerd met hen te onderhandelen en heeft de overvallers € 50.000,- geboden als zij meteen zouden vertrekken en de rest zouden laten liggen. Hij dacht zo een deal te hebben gesloten, maar dat bleek niet het geval. De kluis is door [Slachtoffer 5] geopend. [Slachtoffer 6] en [Slachtoffer 5] zijn door één van de overvallers onder schot gehouden, terwijl de andere overvaller het geld telde. Vervolgens hebben de overvallers uiteindelijk alles meegenomen en hebben zij met de gevulde kussenslopen de woning verlaten.
De brute woningoverval op [Slachtoffer 5] en zijn partner heeft geruime tijd geduurd, gedurende welke tijd de slachtoffers onder schot zijn gehouden, waarbij al snel de kogels van het wapen werden getoond kennelijk om hen meteen duidelijk te maken dat het om een echt vuurwapen ging. Dat moet het traumatische effect van het gebeuren op de slachtoffers in ernstige mate hebben vergroot. In dat kader wordt tevens opgemerkt dat de omstandigheid dat [Slachtoffer 6] – gelet op haar gebonden handen - slechts onder begeleiding van een van de daders naar de wc mocht en dat deze ook haar onderbroek naar beneden en weer naar boven moest doen, in hoge mate vernederend voor haar moet zijn geweest. Uiteindelijk is een zeer grote hoeveelheid aan geld en horloges gestolen, waarvan slechts een gering gedeelte is teruggevonden en geretourneerd.
Hierboven is al gerefereerd aan het wettelijke straftoemetingskader inzake diefstal met geweld (artikel 312 Sr) en afpersing (artikel 317 Sr). Ook is daar aan de orde gesteld de ter zake van de artikelen 310-317 Sr inzake woningovervallen opgestelde (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting en de status daarvan.
Toegespitst op het zaaksdossier [II] acht het hof voorts het volgende van belang.
Uit de bewezenverklaring in deze zaak volgt dat er sprake is van drie van de vijf inzake artikel 312/317 Sr genoemde wettelijke straf verhogende omstandigheden, te weten het plegen van het feit gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, de omstandigheid dat het in vereniging is gepleegd en de omstandigheid dat sprake is geweest van inklimming. Voor wat betreft de LOVS oriëntatiepunten valt deze woningoverval in de categorie ‘licht geweld/bedreiging’ waarbij dus als vertrekpunt voor de straftoemetingsoverwegingen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren wordt genoemd. Als straf vermeerderende factoren zijn inzake dit feitencomplex relevant de grote omvang van de schade, het gebruik van vuurwapens en een mes en de professionaliteit die sprak uit de beheerste en doelgerichte werkwijze van de daders.
Naast de tenlastegelegde en bewezenverklaarde afpersing en diefstal met geweld is er – net als in het zaaksdossier [I] - ook in dit zaaksdossier bovendien sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Alhoewel er in dit feitencomplex geen kinderen betrokken waren, weegt de omstandigheid dat de twee slachtoffers ruim twee uur lang met gebonden handen en onder bedreiging van vuurwapens en een mes in hun eigen huis gevangen werden gehouden zwaar mee in het nadeel van de verdachte.
Gelet op al deze opgenomen omstandigheden onderling en in samenhang bezien is het hof van oordeel dat voor wat betreft de feiten 3 en 4 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar passend en geboden is.
Zaaksdossiers [IV] en [V]
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatisch wapen, een geluidsdemper en bijbehorende munitie. Ter zake van artt. 13/26/31 WWM (voorhanden hebben en overdragen (vuur)wapen) zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. Het ongecontroleerde bezit van automatische vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen. Dat hier zwaar aan wordt getild blijkt uit de omstandigheid dat voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen als vertrekpunt voor de gedachten over straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden wordt genoemd.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen ongeveer 17 kilo hennepafval afgeleverd. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven zich rekenschap te hebben gegeven van de schadelijke gevolgen die de handel in hennep voor de gezondheid van anderen kan hebben. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat het leveren van drugs veelal gepaard gaat met diverse vormen van criminaliteit. Dit alles heeft de verdachte er kennelijk echter niet van kunnen weerhouden aan de drugshandel deel te nemen. Het hof stelt evenwel vast dat het onderzoek ter terechtzitting, mede gegeven de prijs die de kopers bereid waren te betalen, aanleiding geeft te veronderstellen dat de hoeveelheid werkzame bestanddelen in deze partij hennepafval beperkt was. Dat maakt dat in het voordeel van de verdachte van de in de Ressortelijke indicatiepunten softdrugdelicten van het Gerechtshof Den Haag genoemde straf voor deze hoeveelheid naar beneden toe zal worden afgeweken.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende en in het bijzonder aansluiting zoekend bij de voor deze feiten opgelegde straf in de zaak van medeverdachte [Medeverdachte 3] - van oordeel dat voor deze twee zaaksdossiers dient te worden volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden en dat dit een passende en geboden reactie vormt.
Conclusie en beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Het hof heeft met bovenstaande overwegingen inzichtelijk gemaakt hoe de verschillende bewezenverklaarde strafbare feiten meewegen in de totale op te leggen gevangenisstraf van 12 jaar en 10 maanden.
Een opheffing van de voorlopige hechtenis zoals door de verdediging bepleit is daarom ook niet aan de orde. Door de verdediging is aandacht gevraagd voor het feit dat de verdachte een groot deel van de tot nog toe uitgezeten voorlopige hechtenis in een zwaar regime heeft moeten doorbrengen. Voorts is onderstreept dat de verdachte niet alleen een jongen is die in staat is tot crimineel en verkwistend gedrag, maar ook een inmiddels volwassen man die in staat is tot veel meer en graag na detentie het roer wil omgooien en een ander leven wil leiden.
Het hof realiseert zich dat het taai is voor de verdachte om in deze fase van zijn leven een lange straf uit te moeten zitten met alle beperkingen van dien terwijl hij om zich heen bij vrienden en familie ziet dat het leven voor hen ‘gewoon’ doorgaat. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten waarbij uiteraard met name de twee woningovervallen met bijbehorende wederrechtelijke vrijheidsberovingen zwaar wegen en vanuit het oogpunt van vergelding is de oplegging van een dergelijke langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter noodzakelijk.
Het hof gaat er van uit dat de verdachte over voldoende intelligentie en capaciteiten beschikt om na ommekomst van de detentie iets van zijn leven te maken als hij dat zelf ook echt wil.

16.Vorderingen tot schadevergoeding

In het onderhavige strafproces hebben de navolgende slachtoffers zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade, geleden als gevolg van het aan de verdachte onder 1 eerste en tweede cumulatief en 2 ten laste gelegde. In eerste aanleg zijn deze vorderingen deels niet-ontvankelijk verklaard en deels toegewezen. In hoger beroep zijn de vorderingen aan de orde tot de navolgende bedragen:
- [
[Benadeelde partij 1]tot een bedrag van in totaal
€ 136.303,63, bestaande uit een bedrag van € 1.800,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van
€ 134.503,63 ter zake van materiele schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering van het totaalbedrag met de wettelijke rente. Voorts is door haar een bedrag van € 6.092,35 gevorderd wegens, samengevat, proceskosten;
- [
[Benadeelde partij 2]een bedrag van in totaal
€ 15.000,-, bestaande uit een bedrag van € 1.800,-, ter zake van immateriële schade en een bedrag van
€ 13.200,-, ter zake van materiele schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering van het totaalbedrag met de wettelijke rente;
- [
[Benadeelde partij 1 ]heeft zich in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[Benadeelde partij 4]gevoegd tot een bedrag van in totaal € 1.800,-, bestaande uit immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering van het totaalbedrag met de wettelijke rente;
- [
[Benadeelde partij 1]heeft zich in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[Benadeelde partij 3]gevoegd tot een bedrag van in totaal € 1.800,-, bestaande uit immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering van het totaalbedrag met de wettelijke rente;
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van alle vorderingen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering van het totaalbedrag met de wettelijke rente.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 eerste en tweede cumulatief en onder 2 bewezen verklaarde. Die schade zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op € 1.800,- per persoon, zodat die vorderingen zullen worden toegewezen.
Materiële schade
Naar het oordeel van het hof hebben [
Benadeelde partij1] en [
Benadeelde partij2] beiden aan de hand van het nieuwe taxatierapport van gecertificeerd register taxateur [Taxateur] voldoende aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 eerste en tweede cumulatief en onder 2 bewezen verklaarde. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen derhalve worden toegewezen.
Hoofdelijke toewijzing
Gelet op de bewezenverklaring van het onder 1 eerste en tweede cumulatief en onder 2 tenlastegelegde en het bepaalde in de artikelen 6:162 juncto 6:166 van het Burgerlijk Wetboek zal het hof de vordering van de benadeelde partijen hoofdelijk toewijzen ter zake van de verdachte en zijn medeveroordeelden [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2].
Proceskosten
Dit alles brengt tevens met zich mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die iedere benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof ten aanzien van de benadeelde partijen aan de hand van het ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’ gezamenlijk begroot op € 5.264,-. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die iedere benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
In eerste aanleg zijn de vorderingen door een rechtsadviseur ingediend. In hoger beroep is niet gebleken dat er procesvertegenwoordiging heeft plaatsgevonden. Gelet hierop zal er alleen voor de eerste aanleg één punt worden toegekend.
  • [
  • [
  • [
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers ten behoeve van de slachtoffers [Slachtoffer 1], [Slachtoffer 2], [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4].
Nu vaststaat dat de verdachte tot bedragen van in totaal
€ 136.303,63,
€ 15.000,-,
€ 1.800,-en
€ 1.800,-, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit is gepleegd te weten 16 november 2012, aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 eerste en tweede cumulatief en het onder 2 bewezenverklaarde aan de slachtoffers is toegebracht, zal het hof aan de verdachte en zijn medeveroordeelden [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] de – hoofdelijke – verplichting opleggen die bedragen, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van respectievelijk de slachtoffers [Slachtoffer 1], [Slachtoffer 2], [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 3].

17.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, en de artikelen 13, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt - voor zover aan het oordeel onderworpen - het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het
onder 5 en 6ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het
onder 1, 2, 3, 4, 7 en 9ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer
onder 1, 2, 3, 4, 7 en 9bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren en 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vorderingen benadeelde partijen
Wijst toe de vorderingen tot schadevergoeding van
de benadeelde partijen[
Benadeelde partij1], [
Benadeelde partij2], [
Benadeelde partij4] en [
Benadeelde partij3] ter zake van het onder 1 eerste en tweede cumulatief en het onder 2 bewezen verklaarde tot een bedrag van in totaal respectievelijk
€ 136.303,63,
€ 15.000,-, € 1.800,-en
€ 1.800,-, en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn medeveroordeelden [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2], hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormelde toegewezen bedragenaan schadevergoeding vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf
16 november 2012tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers, de volgende bedragen te betalen:
- [
[Benadeelde partij 1]€ 136.303,63, bestaande uit een bedrag van € 1.800,-, ter zake van
immateriële schadeen een bedrag van € 134.503,63, ter zake van
materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
199 (honderdnegenennegentig)dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- [
[Benadeelde partij 2]€ 15.000,-, bestaande uit een bedrag van € 1.800,-, ter zake van
immateriële schadeen een bedrag van € 13.200,-, ter zake van
materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
110(honderdentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- [
[Benadeelde partij 1]als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[Benadeelde partij 4]tot een bedrag van in totaal € 1.800,-, bestaande uit
immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28(achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- [
[Benadeelde partij 1]als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[Benadeelde partij 3]tot een bedrag van in totaal € 1.800,-, bestaande uit
immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28(achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de medeveroordeelden [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichtingenter zake van de (im)materiële schade vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf
16 november 2012tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachtein de door de benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op in totaal € 2.114,-, te weten [Slachtoffer 1], à
€ 894,-, [Slachtoffer 2], à € 452,- [Slachtoffer 1]als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [Slachtoffer 3 en 4] elk à € 384,-, totaal € 768,-.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz,
mr. M. Moussault en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. M.TH.A. de Ridder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 mei 2017.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden [Adres] (lifthal/gebouw) d.d. 5 februari 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL1500_2011/243346. ZD [I] AH/17/221 en 224/225.
2.Een proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden [Adres] (lifthal/gebouw) d.d. 5 februari 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL1500_2011/243346. ZD [I] AH/17/225.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [Persoon 4] d.d. 5 februari 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL/1500/2011/243346. ZD [I] AH/78/857.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [Persoon 4] d.d. 5 februari 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL/1500/2011/243346. ZD [I] AH/78/860.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [Persoon 5] d.d. 18 januari 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL/1500/2011/243346. ZD [I] AH/7/836.
6.Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Den Haag van 6 maart 2014, van de afgelegde verklaring van [Persoon 7].
7.De verklaring van de deskundige B. Kokshoorn, Deze deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2017 een verklaring afgelegd.
8.Het proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, inhoudende de afgelegde verklaring van AOE-HGL-120 op 21 september.