ECLI:NL:HR:2018:1315

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 augustus 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
16/04497
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verplichting tot verstrekking van grondstaffels in het kader van de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 augustus 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk en een belanghebbende. De zaak betreft de waardering van onroerende zaken en de bijbehorende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2014. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de daaropvolgende aanslag. Het college had in hoger beroep een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten. De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting tot het ter inzage leggen van op de zaak betrekking hebbende stukken niet geldt voor informatie die het bestuursorgaan zelf niet kan raadplegen. Dit betekent dat grondstaffels, die ten grondslag liggen aan de waardebepaling, desgevraagd moeten worden verstrekt. De Hoge Raad benadrukte dat indien een besluit het resultaat is van een geautomatiseerd proces, het bestuursorgaan moet zorgen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van de gemaakte keuzes en gebruikte gegevens. De Hoge Raad verklaarde beide beroepen in cassatie ongegrond en veroordeelde het college in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 3382 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd een griffierecht van € 503 geheven van het college.

Uitspraak

17 augustus 2018
nr. 16/04497
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijkte
Waalwijk(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 28 juli 2015, nr. 15/00962, op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 14/6951) betreffende de ten aanzien belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Waalwijk voor het jaar 2014 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Het College heeft schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
Het College heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 25 september 2017 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van beide beroepen in cassatie (ECLI:NL:PHR:2017:1008).
Zowel het College als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 17/01448 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep zal het College worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3382 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2018.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk wordt een griffierecht geheven van € 503.