ECLI:NL:HR:2018:1196

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
18/01837
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door belanghebbende, die het arrest van 6 april 2018 (nr. 18/00236, ECLI:NL:HR:2018:525) wilde laten herzien. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde, omdat het niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelde dat het verzoekschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die tot herziening van het eerdere arrest konden leiden. De beslissing werd genomen na overleg met de Procureur-Generaal, en de Hoge Raad baseerde zich op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 18/01837
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X] en [X-Y]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 6 april 2018, nr. 18/00236, ECLI:NL:HR:2018:525.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren (vgl. HR 30 januari 2015, nr. 14/03520, ECLI:NL:HR2015:157).

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.