ECLI:NL:HR:2018:1173

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
17/05943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een zaak betreffende ondertoezichtstelling en statusvoorlichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een kind. De moeder verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 14 september 2017 was gegeven. De zaak betreft een ondertoezichtstelling van het kind, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken was. De moeder was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. G.E.M. Later, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming niet verschenen was in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De conclusie van de Advocaat-Generaal, M.L.C.C. Lückers, was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 RO. De advocaat van de moeder heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek, die deel uitmaakte van de meervoudige kamer samen met de andere rechters.

Uitspraak

13 juli 2018
Eerste Kamer
17/05943
LZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Zuidwest Nederland, gevestigd te Middelburg,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de raad.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/02/328502/JE RK 17-525 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 april 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.217.142/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 september 2017.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 15 juni 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 juli 2018.