Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte in een jeugdzaak, die is geboren in 1995. De zaak betreft een reeks vermogensdelicten en de rechtmatigheid van de inbeslagname van de telefoon van de verdachte. De verdachte heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 22 juni 2017 is gewezen. De advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 10 juli 2018 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.