Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
3 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 januari 2017 uitspraak deed in een strafzaak met nummer 21/005504-15. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte zich zou hebben ontdaan van afvalstoffen door deze buiten een inrichting te storten, wat in strijd is met artikel 10.2, lid 1 van de Wet milieubeheer. De Hoge Raad heeft op 3 juli 2018 geoordeeld dat het middel van cassatie terecht is voorgesteld op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2018:1076). De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak van het Hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van het hoger beroep. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad oordeelt anders. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.