Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
26 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. Het Openbaar Ministerie had cassatie ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring in de vervolging van een verdachte, die was uitgezet naar Algerije terwijl hij gebruik wilde maken van zijn aanwezigheidsrecht bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep. De verdachte was na het instellen van hoger beroep op 16 maart 2016 door de Nederlandse autoriteiten op 24 juni 2016 uitgezet, ondanks dat zijn raadsman herhaaldelijk had aangegeven dat de verdachte aanwezig wilde zijn bij de zitting. Het Hof had geoordeeld dat de inbreuk op het aanwezigheidsrecht van de verdachte, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het Hof niet voldoende had vastgesteld of er sprake was van een onherstelbare inbreuk op het aanwezigheidsrecht. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.